zondag 1 februari 2009

SLEEP - hoofdstuk 1

 
SLAPEN EN DROMEN 

“Hebt u goed geslapen?" vraagt de gastvrouw aan haar gast. 
“Hoe slaapt u de laatste tijd?" vraagt de dokter aan zijn patiënt. 

Iemand die een keer gebrek aan slaap heeft gehad, weet maar al te goed hoe ons hele welzijn afhangt van die uren zonder bewustzijn. 

Sweet sleep the door to certain rest, 
Oblivion which shrouds our troubled minds 
And brings release… 

Zoete slaap de poort tot een zekere rust, 
Vergetelheid die onze zorgen versluierd 
En verlossing brengt…. 

Dat schrijft Sir Philip Sydney (“Ode to Sleep”) sprekend over het geneesmiddel dat de slaap voor ons allemaal is, en waar we verlangend naar streven, tegenwoordig niet met luitspel en gezang maar met een slaappil die naar binnengewerkt wordt met een glas water. 

Het is nog maar sinds kort dat de wetenschap probeert de poorten van de slaap te ontsluiten en vast te stellen wat er dan eigenlijk gebeurt. Dat onderzoek wordt uitgevoerd met instrumentarium dat de polsslag, de ademhaling en de elektrische activiteit van de hersenen meet. Dat soort methodes leidden tot wetenschappelijke beschrijvingen van de diverse toestanden en stadia tijdens de slaap. Bij het eerste inslapen is er de diepe bewusteloosheid. Dan volgt een lichtere slaap met mogelijke droomactiviteit, weer gevolgd door een tijd van diepere slaap. Het lijkt dat gedurende de uren van slaap zich een beeld een ritmisch patroon voordoet van diepere en lichtere slaap. Als dit ritme niet verstoord wordt, hebben we heerlijk geslapen en worden we opgefrist uitgerust wakker. Zijn er afwijkingen in het slaappatroon door teveel dromen of te lange onderdompeling in de onbewuste diepe slaap, dan we worden nog steeds vermoeid wakker, of met het katterige gevoel dat men met het verkeerde been uit bed is gestapt. 

Sommige onderzoeksprojecten over slaap willen aantonen dat we de slaap eigenlijk niet nodig hebben, dat het iets is dat is ‘geprogrammeerd’ in onze constitutie, en dat wanneer we die ideeën te boven kunnen komen de slaap niet meer noodzakelijk zullen hebben en mogelijkheden vinden om onszelf op heel andere manieren te verfrissen dan door tijd te verprutsen in bed. Zulke concepten wil de moderne materialistische wetenschap ons laten geloven, wanneer zij kijkt naar alles wat de ziel naar hogere vormen van bewustzijn kan leiden, meer waarnemend dan wat de fysieke zintuigen ons geven, zoals fantasie; en wanneer zij het leven slechts vanuit een nuttigheid principe beziet. 

Dat was de stand van zaken, de wetenschappelijke zekerheid toen Sleep voor het eerst verscheen in 1981. Tegenwoordig is er echter een verandering in de houding te bespeuren, die ook wordt aangeduid in de titel van een onlangs verschenen boek over dit onderwerp: “Counting Sheep, The Science and Pleasures of Sleep and Dreams” van Paul Martin. Martin, een bioloog aan de universiteiten van Cambridge en Stanford en wetenschappelijk publicist, kwam tot de ontdekking dat we tegenwoordig minder slapen –tot 1½ uur per nacht minder- en dat dit nadelig is voor onze gezondheid. Door het chronische gebrek aan slaap neemt het risico op een hartaanvallen en herseninfarcten toe en ook het risico van nog andere gevaren zoals verkeersongelukken. 

Het doel van de slaap lijkt anders te zijn  dan het pure uitrusten het versterken van het leren en het geheugen. Hetgeen waarvoor wij ons hebben ingespannen om te leren, een gedicht, of een stuk muziek, wordt tijdens slaap weer afgespeeld wanneer de hersenen zeer actief schijnen te zijn –het stadium van de snelle oog bewegingen (REM rapid eye movement). Wanneer we dan weer wakker worden, is wat we gisteren hebben geleerd geconsolideerd. Eugene Asaronsky ontdekte deze REM-slaap in 1953. Er zijn iedere nacht gedurende de slaap vijf cycli van 90 tot 100 minuten met afwisselend REM en non-REM-slaap. Verstoring van dit ritme veroorzaakt aantasting van gezondheid en een hoog aantal verkeersongevallen. De aanname dat we zonder slaap zouden kunnen wordt nu gezien als een illusie. Martin bepleit dat we van de slaap zouden moeten genieten en dat we zelfs een middagslaapje zouden moeten nemen om onze energie weer aan te vullen en onze doelmatigheid op peil te houden voor de rest van de dag. 

Het hierboven geschetste onderzoek rechtvaardigt het meer gevoelige bewustzijn van onze dichters die intuïtief hebben geweten dat achter de sluier van het bewustzijn krachten van geestelijke natuur werkzaam zijn, krachten verbonden met het leven van de aarde. Goethe wist dat er specifieke stadia in de slaap waren en dat de laatste fase van de slaap een bijzondere kwaliteit heeft. Het begin van het tweede deel van zijn Faust opent met de scène waarin Faust ligt te slapen in een prachtige vallei, na zijn traumatische vertrek bij Gretchen in Deel Een. We zijn hier dan deelgenoot van gebeurtenissen op geestelijk en zielenniveau in de natuur, die plaats vinden als Faust slaapt. De elementaire wezens in de natuur, die weven in de lucht-, water- en vuurkrachten binnen het plantenrijk, worden bijeengeroepen om Fausts vermoeide ziel te verkwikken. Iedere groep spreekt van zijn activiteit in een prachtig ritme, dat, wanneer we het herhalen, een verfrissend effect heeft. De elfen fluisteren tot de slapende Faust: 

Schon verloschen sind die Stunden, 
Hingeschwunden Schmerz und Glück;
Fühl es vor! Du wirst gesunden;
Traue neuem Tagesblick.

Shakespeare is ook thuis in de wereld van de elementaire wezens. Hij verbeeldt hun ondeugende natuur in de idyllische scènes van Een Midzomernachtsdroom. Hij voert ook de elementaire wezens op die werkzaam zijn in het zielengebied, zoals de heksen in Macbeth ons laten zien. Beide verbeeldingen drukken het verminderde bewustzijn van de mens uit. En tenslotte laat hij in De Storm zien hoe de volledig zelfbewuste mens zichzelf verbindt met zowel hogere als lagere wezens uit het elementaire rijk. Ariel is zijn toegewijde bediende; Caliban moet hem gehoorzamen. Dan wordt menselijk lot recht gezet en vervuld. 

Maar niet alleen de elementaire wereld is werkzaam in de omgeving van de slapende mens. Geestelijke wezens van hogere rang kunnen het droomleven binnentreden. Als voorbeeld: Caedmon, de vroegst Engelse dichter, (7e eeuw) kreeg de opdracht van een wezen in zijn droom om naar de Abdis van Whitby te gaan, waar hij diende als koeherder, en haar het scheppingsverhaal voor te zingen. Deze opdracht gehoorzaamde hij. Hij ontdekte dat hij in staat was het lied in het geheugen vast te onthouden zodat het kon worden opgeschreven door de monniken in het nabij gelegen klooster. 

Er zijn vele ervaringen opgetekend van engelen die in dromen verschijnen en opdrachten geven. De engel die de Drie Koningen waarschuwt niet terug te keren naar Herodes is een heel bekende (Mattheüs 2:12). Een minder bekende is bijvoorbeeld uit de tijd van Hendrik de Achtste. Zijn secretaris Oliver King:

….een burgerlijke advocaat die de ladder van klerikale promotie beklimt om Bischop van Bath en Wells te worden na Richard Fox. Het was niet voor het vierde jaar als bisschop dat hij zijn eerste bezoek aan Bath bracht waar de Abdij Kerk in staat van verval was, bijna een ruïne. Die nacht had hij een droom even opmerkelijk als de droom van Jacob, zei hij, die hij opvatte als het bevel om de kerk te herstellen. Dit lukte hem en in de stenen in het westelijke gevel is de droom afgebeeld als engelen die hemelse ladders afdalen en het passende vers uit het boek Rechters: ‘Eens gingen de bomen eropuit om een koning te kiezen. Ze vroegen de olijfboom: “Wilt u onze koning zijn?” (Richteren 9:8) 

We springen over naar de tijd van William Blake, en dan hebben we daar diens beschrijving van het verschijnen van zijn overleden broer, die hem de noodzakelijk instructies geeft voor het drukken en graveren van zijn boeken. 

Voorspellende dromen hebben altijd hun belangrijke rol gespeeld in ons leven, zowel persoonlijk als in de geschiedenis –van de engelbewaarder die waarschuwt voor gevaar doormiddel van een droom, weer verteld als sprookje en legende, tot de dromen die een impact hebben gehad op een historisch niveau, zoals de droom van keizer Constantijn. Een studie over dromen wijst op het feit dat de mensheid in de geschiedenisontwikkeling een bewustzijnsverandering doormaakt. In voorchristelijke tijden ervoeren priesters een direct contact met geestelijke wezens die hun bedoelingen betreffende de leiding van de mensen openbaarden. Resten van deze bewustzijnsvorm vinden we in het Oude en Nieuwe Testament en bij Herodotus (485-425 v Chr., door Cicero genoemd als eerste geschiedschrijver), die veel reisde door de mediterrane landen en mythes en geloof van het volk optekende, hun dromen en voorspellingen zowel als hun dagelijkse beslommeringen. 

Onze moderne vorm van bewustzijn gelooft gewoonlijk alleen in dromen van een organische natuur, van verlangen of bezorgdheid, toe om in het bewustzijn op te treden. Niettemin is het evident dat we iets positiefs en objectiefs kunnen meebrengen vanuit de slaap wanneer we de gewone ervaring hebben dat we een oplossing weten voor een probleem wanneer we ontwaken. Gedurende de slaap moeten er stadia van bewustzijn plaatshebben die een objectieve waarde hebben en die te maken hebben met voor iedereen bekende processen. 

Scholing in de mysterie-godsdiensten van de voorchristelijke tijden was mogelijk voor iedereen, zoals bijvoorbeeld in het Griekse Ephese. Mensen verlangen vaak naar zo’n scholing in onze moderne tijd en zij zoeken het in oostelijke religies. Daar vinden ze een leraar en gaan wonen in een ashram en andere training centra, terwijl ze verlangen om deel uit te maken van een gemeenschap. Rudolf Steiners geesteswetenschap kan tegemoetkomen aan deze twee verlangens. Scholing is daar gegeven in overeenstemming met ons bewustzijn in de huidige tijd, dat zich kan uitbreiden tot in de verborgen gebieden van de slaap. De wens om samen te werken met anderen heeft ook geleid tot het vormen van gemeenschappen.

Geen opmerkingen: