zondag 29 maart 2009

SLEEP - hoofdstuk 9 (deel 4)

Voorbeelden van onderwijs-ondersteunende lessen
vervolg hoofdstuk 9 

’s Middags komt Tom. Hij is bijna 10, een klein mager en zonderling knulletje, blond haar en met grote ronde blauwe ogen achter een van zijn neus afglijdend brilletje. Met zijn scherp hoekig gezicht geeft hij de indruk van een dunne rechte lijn. Hij is tamelijk rustig en kijkt rond in de kamer. “Dat zijn grappige dingen”, zegt hij als hij een van de platonische lichamen oppakt. “Waar zijn die van gemaakt?” Hij houdt van tekenen, vooral van schepen, vertelt hij, dus ik vraag hem op een tekening te maken van een huis, een mens en een boom en een schip. De tekening is een precies getekende afbeelding vanuit de lucht gezien. Voor zijn leeftijd kan hij opvallend goed details te tekenen.

“Nu moet je de snelste tekening van de wereld tekenen”, zeg ik. “Teken eens een blauwe maan en een rode zon.” (zie ‘De Extra Les’ blz. 69). Hij maakt rechts een gele zon met wat rode krassen erdoor en links een maan half blauw en half geel, als een afbeelding uit een encyclopedie, echter met een kring van secuur getekende vierpuntige sterren er omheen, zoals kinderen kunnen doen. Bij de eerste ontmoeting, een paar dagen eerder, maakte hij een oranje zon en een gele maan. Je ziet hier uitgedrukt wat je aan het kind ervaart, namelijk dat hij is afgesneden van zijn gevoelswereld. Dat wat binnenkomt in het pas tot ontwikkeling gekomen ritmische systeem met zijn sympathie- en antipathiekrachten, kan niet vrij binnen in de ziel werken. Hij is gevangen in zijn zintuigen. Geen wonder dat hij op een kleine harde noot lijkt en zijn ouders hem op geen enkele manier kunnen bereiken.

We doen de oefening ‘Het eigen gewicht optillen’ (‘De Extra Les’ blz. 156). Deze keer gebruik ik een ander beeld om de oefening voor te bereiden. We zijn matrozen op het dek van een schip, er is zwaar weer op zee. Onze tenen gaan omhoog en we schommelen een beetje naar achter en voor, er komt een grote golf aan en ‘hup’ we gaan op onze tenen. Grote grutten, heel zijn handen worden naar achter getrokken en hij rolt af op zijn kleine tenen, flop, op de grond. Hij is zelf verrast. Hij spreekt op een elegante manier volwassenen nabootsend. Hij houdt er niet van om gezegd te krijgen wat hij moet doen. Ik zeg dat ik wil weten hoe slim zijn tenen zijn en vraag hem of hij zijn sokken uit wil doen, zodat we met de voeten kunnen schrijven. We stoppen een waskrijtje tussen de grote en de volgende teen. Een groot vel papier ligt op de grond. Hij schrijft eerst zijn naam, heel vaardig en met grote concentratie. Dan stop ik bij hem aan iedere voet een knikker tussen de eerste twee tenen en vraag hem die eruit te wriemelen. De grote tenen kunnen dat gemakkelijk, maar de kleinere tenen komen niet in beweging. Hij begint tegen ze te praten en te lachen, zijn vingers bewegen ook mee. Na ongeveer vijf minuten van echt hard werken vallen de knikkers op de grond en hij is in triomf. Hij heeft zeker zijn hele lichaam moeten bewegen. (‘De Extra Les’ blz. 120).

Nu gaan we blauwe wol opwinden tussen de duim en de pink van de linkerhand en in de figuur van een lemniscaat. (‘De Extra Les’ blz. 118). Ik let er goed op dat de wol in de richting van de klok over de pink gaat, dan eronderdoor en tegen de klok in over de duim. Op die manier maken we de spiraalbeweging van de rechterhand, de pink in een gespiegelde beweging van de duim. De lemniscaat is een bijzondere vorm van de spiraal. Doordat hij met de linkerhand deze bewegingen moet maken terwijl de rechterhand de wollen draad vasthoudt, ontstaat er een verbinding tussen spaakbeen en ellepijp van de linker onderarm. Je kunt zien hoe deze beweging zich voortzet door het hele lichaam heen, want hij draait scheef met zijn rechter heup en de linkervoet draait om tot op de enkel terwijl hij de wol zo stijf opwindt dat de duim en de pink helemaal bij elkaar gebonden worden. Als er geen wol meer bij kan laten we alles eraf glijden en zien we een klein brilletje van wol. 

Als Tom alles heeft bekeken door zijn brilletje, winden we de wol weer op tot een bol. Ik doe hem precies voor hoe hij het moet vasthouden en hoe de beweging bij het opwinden van het lichaam af moet zijn. Hij ziet snel wat hij moet doen, maar het kost hem moeite de draairichting correct te doen, vechtend tegen zijn instinctieve manier om het bolletje wol naar zich toe op te winden. Opnieuw zien we hier hoe de bovenzinnelijke stromingen van de innerlijke ruimte geblokkeerd zijn en worden omgekeerd door de eisen aan een kind gesteld door een te vroeg appèl op de zintuigen in een intellectuele activiteit. Hetzelfde bewegingsfenomeen kun je zien als kinderen met bewegingsproblematiek een ei proberen te klutsen. Meestal beginnen zij met naar zich toe te klutsen, in de richting van hun lichaam. Wanneer je de bewegingsrichting van de rechterhand verandert in de richting met de klok mee, zie je weer hoe deze beweging geblokkeerd is op zijn weg door het bewegingssysteem, zodat verdraaiingen en disbalans elders in het lichaam worden veroorzaakt.

Dit soort waarnemingen brengt ons ertoe om de bewegingen van de handen te gaan bestuderen, die normaal in het huishoudelijk werk en bij het koken worden gemaakt. Steeds weer zijn het spiraalbewegingen die gemaakt worden, of er nu bloem op een bakplaat wordt gestrooid of een handdoekje wordt uitgewrongen. Omdat dit de basale beweging is van het astraallichaam met zijn functies denken, voelen en willen welke ons dagbewustzijn dragen, kunnen we tot het besef komen hoe generaties lang het kinderlijke vermogen tot nabootsen de krachten van de intelligentie van het kind voedde, doordat het kind erbij was en meedeed bij het huishouden.

In de laatste vijftig jaar (geschreven in 1981 - vert.) is dit allemaal verdwenen door de automatisering van het huishouden. In plaats daarvan wordt het ontwakende zielenbewustzijn opgeschrokken en angstig gemaakt door voor het kind onbegrijpelijke zintuigindrukken, welke het ondergaat in de eerste levensjaren als de groeikrachten het lichaampje nog aan het vormen zijn. Hij windt ook rode wol op over zijn rechterhand, waarbij dezelfde spanning in zich lichaam zichtbaar wordt. 

We proberen de Koperen Bal Oefening (zie ‘De Extra Les’ blz. 142). Hij is al klaar met de beweging voordat de instructies helemaal gegeven zijn. Ik zag ooit eens een kameleon een vlieg vangen; dat ging zo vlug dat je er pas achter kwam wat er gebeurd was nadat de vlieg al was opgepeuzeld. Zo snel bewoog Tom; er was geen element van het dragen merkbaar of van verbinding met hemzelf in het optillen van zijn armen. Later bleek door de oefening hoe stijf zijn linker lichaamhelft eigenlijk was. Toen ik dat opmerkte pakte ik een zachte bal en zei: “Kun je dit?”. Ik gaf hem de bal die hij onder zijn benen door moest gooien, rechterhand onder het rechterbeen door, linkerhand onder het linkerbeen (zie ‘De Extra Les’ blz. 88) om te kijken of de symmetriefase al tot rijping was gekomen in relatie tot onder en boven. Ik zie dat het niet het geval is, doordat hij met zijn rechterhand onder zijn linkerbeen gooit en andersom. Ik doe hem een andere oefening voor, hij moet eerst kijken. Het is belangrijk om dat zo te doen; hoe meer een leerkracht zich bewust is van de geestelijke kwaliteit van beweging, hoe meer de mogelijkheid ontstaat dat verwondering en dankbaarheid in de ziel van de leerling ontwaken. Verwondering opent de ziel zodat deze kennis wil ontvangen. Dankbaarheid, die in de eerste zevenjaar moet worden ontwikkeld, vormt de basis voor het waarnemen van schoonheid in de leeftijd tussen zeven en veertien jaar. 

Ik geef hem twee ballen (zie ‘De Extra Les’ blz. 89). Hij moet er een opgooien, de andere doorgeven en dan de eerste bal met de lege hand vangen. Dat doet Tom best aardig wanneer hij met rechts opgooit, maar wanneer hij met zijn linkerhand moet beginnen gooit hij met twee handen tegelijk. Dus is de linker lichaamshelft gewend te doen wat de rechter lichaamshelft zegt. Opnieuw zien we hoe de Ik-organisatie het astraallichaam, etherlichaam en fysieke lichaam niet compleet doordringt.

Dat is voldoende voor deze keer. Tom en ik konden het goed samen vinden en hij is bereid om te werken. Gelukkig voor mij, want ik zag dat er een gevaar op de loer lag dat hij met een ‘nee’ zou reageren en dat zou het werk heel ingewikkeld hebben gemaakt. 

Geen opmerkingen: