zondag 11 december 2011

De Wereld van de Zintuigen en de Wereld van de Geest - 1

Rudolf Steiners voordrachten uit oktober 1909 vormden een belangrijke inspiratiebron voor Audrey McAllen bij de ontwikkeling van het concept The Extra Lesson. Maar Audrey putte uit Steiners pedagogische voordrachten en vele van de algemeen antroposofische voordrachten, echter niet uit de Heilpedagogische Cursus en de medische voordrachten, iets wat zij herhaaldelijk benadrukte. The Extra Lesson is een pedagogisch concept, geen medisch of heilpedagogisch concept.

Een belangrijk inzicht dat Audrey toegankelijk maakte voor het pedagogische werk is dat men moet leren onderscheiden datgene wat in de mens individueel is en dus samenhangt met het persoonlijke lot door de verschillende aarde-incarnaties heen, en datgene in de mens dat een universeel karakter heeft, dat algemeen menselijk is en daarom niet afhankelijk van het individuele lot, maar van het lot van de gehele mensheid en de cultuurontwikkeling.
Zo kwam zij tot het concept van het structurele fysieke lichaam en het constitutionele fysieke lichaam van de mens. Het structurele aspect bestaat uit beenderen (skelet), spieren en zenuwen (+ hersenen), de constitutionele kant van het fysieke lichaam behelst de waarnemende activiteit in de zintuigen, de afscheidingsprocessen in de verschillende klieren in het lichaam, en de gehele stofwisseling. In de constitutie drukt zich de ontwikkeling van de persoonlijkheid zich uit met zijn denken, voelen en wilsintenties. De senso-motorische ontwikkeling is daarentegen gebaseerd wetmatigheden die voor alle mensen geldend zijn. Beide aspecten van de fysieke ontwikkeling behoren bij elkaar als de twee Maagdenburger Halve Bollen.
Audrey beschrijft deze visie in hoofdstuk 3 van haar boekje ‘SLEEP’
(zie hier), maar ook in haar voordrachten sprak zij hier regelmatig over o.a. in Brugge (zie hier).


Rudolf Steiner - een bordtekening uit 1923: Geesten van de Vorm

Hieronder volgt een gedeelte uit een voordracht van Rudolf Steiner, die voor Audrey een sleutel was tot de ontwikkeling van dit inzicht.

De Wereld van de Zintuigen en de Wereld van de Geest
(GA 134)

4e voordracht - Hannover, 30 december 1911

Hoe zou de mens zijn als hij paradijselijk was gebleven? Daarvan nu, dus van wat er geworden was van de mens als de luciferische invloed er niet was geweest, daarvan wil ik nu een vluchtige schets geven. Was deze invloed er namelijk niet geweest, dan zou er vooralsnog in de menselijke evolutie op aarde datgene geweest zijn wat van de invloed van de Geesten van de Vorm afkomstig is. Want de Geesten van de Vorm (Exousiai, ook wel Openbaarders, Machten, Elohim genoemd) waren de laatste wezens van de hogere hiërarchieën die op de mens hebben ingewerkt. Deze Geesten van de Vorm hebben slechts een zuiver bovenzinnelijke vorm geschapen en voorlopig niets ruimtelijks. Wat er toen ontstaan zou zijn - laat u het mij slechts even oppervlakkig aanvoeren - dat zou namelijk geen uiterlijk oog kunnen zien, zouden geen uiterlijke zintuigen kunnen waarnemen. Want pure zielevormen kunnen niet door uiterlijke zintuigen worden waargenomen. Wat daar ontstaan was zou samenvallen met wat beschreven staat in mijn boek ’De weg tot inzicht in hogere werelden' door wat gegeven is in de imaginatieve kennis. Imaginatie zou het zijn wat de Geesten van de Vorm vooralsnog geschapen hadden. Dus niets zintuiglijks, maar bovenzinnelijke imaginatie.

Laten we datgene wat er ongeveer zou zijn ontstaan eens heel schematisch nemen; we zouden dan een imaginatief beeld hebben van wat de Geesten van de Vorm als imaginatie van de mens geschapen hebben, en dat zou vooralsnog doortrokken zijn van dat wat voor de mensen overgebleven is uit de eerdere scheppingen van vroegere hiërarchieën. Zodoende zou dit doortrokken zijn van wat voor de mensen overgebleven was aan innerlijke beweging door de Geesten van de Beweging (Dynameis - Krachten). En het zou ons tegemoetkomen als wat we beschreven hebben in ‘De weg tot inzicht in hogere werelden’ als door geïnspireerde kennis gegeven, want deze bewegingen zouden alleen als inspiratie herkenbaar zijn. Dat wil zeggen, de hele mens zou uit imaginatie bestaan, en vervolgens zou dat andere aan de dag treden wat beweging is, de inspiratie.

En wat de Geesten van de Wijsheid (Kyriotetes - Heerschappijen) geven, dat zou intuïtie zijn. Dat zouden dus wezenlijke, innerlijke inhouden zijn, waarmee dat alles op de een of andere manier nog zou zijn opgevuld. We zouden hierin intuïtie moeten plaatsen, dat wil ronduit zeggen wezens. En dat geheel zouden we dan aantreffen als voortkomend uit de kosmos, als met een aura ei omhuld. Het zou het resultaat zijn van de Geesten van de Wil (Tronen).


Dat zou de bovenzinnelijke natuur van de mens zijn, die zou bestaan uit inhouden die slechts voor een louter bovenzinnelijk inzicht toegankelijk zouden zijn. Hoe fantastisch dat er ook moge uitzien, het is de werkelijke mens. Het is, als we het zo mogen uitdrukken, symbolisch: de paradijselijke mens, die niet bestaat uit de materie waaruit hij tegenwoordig bestaat, maar die zeer zeker een bovenzinnelijk wezen heeft.

En wat is er nu gebeurd door de luciferische invloed? Door de luciferische invloed zijn die imaginaties als het ware ingespoten met uiteengevallen geest, met stukgebarsten geest, dat wil zeggen met materie. En wat daaruit geworden is, dat staat hier tegenwoordig als het menselijk beenderstelsel.
Het beenderstelsel is de geïmagineerde mens opgevuld met materie. Tot de eigenlijke hogere mens behoort de materie echter niet; nee, die is door de luciferische invloed naar binnen geschoten in datgene wat anders slechts imaginatief zou zijn. Terwijl je anders dus gemakkelijk door een mens heen zou kunnen lopen (als dat geen onzin was), zijn deze imaginaties eerst samengetrokken en vervolgens bovendien nog opgevuld met beendermaterie. Nu stoot je je aan de beenderen als je door de mens heen zou willen lopen. Hij is ondoordringbaar geworden.

Dat wat afkomstig is (als inspiratie) van de Geesten van de Beweging is opgevuld met spiermaterie, en datgene wat als intuïtie (van de Geesten der Wijsheid) waar te nemen was, dat is opgevuld met zenuwmaterie.
[…]

U ziet, de mens is eigenlijk een in hoge mate vergrofd wezen. Want zou hij geworden zijn wat hij volgens de oorspronkelijke bedoelingen en opvattingen van de goden had moeten worden, dan zou hij geen beenderen hebben, maar zijn vorm zou bestaan uit bovenzinnelijke, geïmagineerde beenderen; hij zou geen spieren hebben als bewegingsapparaten, maar hij zou bovenzinnelijke substantie hebben die zich in hem bewoog, terwijl nu dat wat zich daar beweegt doorspekt is met spiersubstantie. Wat de Geesten van de Beweging als bovenzinnelijke beweging hebben gegeven, is tot fysieke beweging in de spieren geworden, en wat de Geesten van de Wijsheid als intuïtie hebben gegeven, is bij de zintuiglijke mens datgene geworden wat als zenuwmaterie de intuïtie naar binnen toe heeft opgevuld.

Als u dus in anatomieboeken het beenderstelsel getekend ziet, dan kunt u denken: dat zou oorspronkelijk een zuivere imaginatie zijn, maar het is door de luciferische en ahrimanische invloed zo vergrofd dat dit je tegenwoordig in de dichte, dikke, breekbare, harde beenderen tegemoet treedt. Zo vast zijn daar de imaginaties geworden. En nu zegt u nog dat de mens in de fysieke wereld geen afspiegeling van de imaginatieve wereld kan vinden! Hij die weet dat deze beendermens een afbeelding van is van iets imaginatiefs, die vindt wanneer hij een beendermens bekijkt, absoluut een beeld van de imaginatieve wereld.

Als u de spiermens ziet afgebeeld, dan moet u eigenlijk zeggen: dat is een zeer onnatuurlijke schepping, dat is eigenlijk innerlijk geheel onecht. Want ten eerste zie ik hem gevormd, maar ik zou hem geestelijk moeten kunnen horen. In werkelijkheid gaat het er namelijk om dat bovenzinnelijke ritmische beweging gevuld is met spiermaterie en dat die hoort weg te gaan; wat er overblijft moet niet gezien worden, maar als de trillende bewegingen van muziek gehoord worden. Inspiraties zou u eigenlijk moeten horen. Datgene wat u als spiermens afgebeeld ziet, zijn de door de stof gefixeerde inspiraties van de mens.

En de zenuwmens, die zou u noch moeten kunnen zien noch horen, maar slechts volkomen geestelijk waarnemen. Het is voor een kosmische wereldbeschouwing volkomen misplaatst dat men hetgeen men in de meest pure geestelijke hoedanigheid zou moeten bevatten, een in de werkelijkheid met fysieke materie ingespoten geestelijk omhulsel is, en dat men dit zichtbaar voor zich ziet, terwijl het eigenlijk iets is wat slechts als intuïtie waargenomen zou moeten worden.

Deze uittocht uit het Paradijs wil absoluut zeggen dat de mens oorspronkelijk in de geestelijke wereld, dat wil zeggen in het Paradijs was, en toen bestond uit imaginatie, inspiratie en intuïtie. Dat wil zeggen dat hij in een geheel en al bovenaards bestaan was. Vervolgens werd hij door wat hij in zichzelf aangericht had door de luciferische invloed, zodanig behandeld dat hij als het ware ingespoten is met dat wat ontstaan is door stukgebarsten geest, door materie. Die materie is dus iets waarmee wij in wezen opgevuld zijn, maar wat niet bij ons hoort. We dragen deze materie in ons, en omdat we deze in ons dragen moeten we fysiek sterven. Dat is feitelijk de achtergrond van de fysieke dood, en van nog veel andere zaken. Want terwijl de mens om zo te zeggen zijn geestelijke toestand verlaten heeft, leeft hij hier in het fysieke bestaan slechts zo lang tot de materie datgene overwint wat haar bij elkaar houdt. Immers, in feite wil ze voortdurend stukbarsten, en de materie in de beenderen wordt alleen door de kracht van de imaginatie bij elkaar gehouden. Als deze materie de overhand krijgt over de kracht van de beenderen, dan worden de beenderen niet meer levensvatbaar. Net zo is het bij de spieren en zenuwen. Zodra de materie in de beenderen, spieren en zenuwen de overhand krijgt over de imaginatie, inspiratie en intuïtie en stukbarsten kan, moet de mens zijn fysieke lichaam afleggen. Hier heeft u de samenhang tussen de fysieke dood en de luciferische invloed, en we zullen morgen moeten uitwerken hoe ook het kwaad en andere zaken zoals ziekten enzovoort in de wereld zijn gekomen.

De vertaling van deze cyclus is uitgegeven door uitgeverij Pentagon