vrijdag 6 december 2013

Een Luisterend Oor - Hfdst 3 (deel 2)


Ritme en metrum (vervolg)

Uiteindelijk bestaat ritme uit alles wat te maken heeft met uitspreiden en samenballen ofwel expansie en contractie, bijvoorbeeld omhoog-omlaag, snel-langzaam, of hard-zacht. Dat wordt uitgedrukt in subtiele veranderingen van het metrum die zo karakteristiek zijn voor de Engelse poëzie. Wanneer we bij het reciteren van het ritme vervallen in het metrum, dan doen we de levendigheid en de betekenis van het gedicht onrecht aan. Engelse poëzie bevat onregelmatigheden in het ritme als golven van de zee, die op de kust slaan. Het breken van de branding op het grindstrand geeft het metrum, de zwierende vleugelslag van de meeuwen erboven vormt het ritme. De spanning tussen deze twee elementen creëert de essentie van de poëzie.

”Over hill, over dale
Thorough bush, thorough briar.
Over park, over pale,
Thorough flood, thorough fire”

Dit soort dichtregels worden vaak gereciteerd in klassen, maar dan op de mechanische dreun van het metrum van de anapest (v v -), wat vervolgens leidt tot een schokkerige ademhaling. Het maakt zelfs helemaal de bewegingen van het gedicht kapot.
Bij het spreken van deze regels moet de adem stromen boven het woord ’over’ en uitrusten op de vloeiende ’i’ (in ’hill’), klaar voor de volgende bewegingsstroom richting de volgende ’i’. Op zo’n manier wordt de ademhaling gelijkmatig. Met de klank ’k’ in de derde regel (’park’) kun je opspringen zoals een meeuw die naar een spartelende vis pikt, welke hem ontglipt omdat zijn krachtige vleugels hem al dragen naar de volgende ’i’.
De twee daaropvolgende regels moeten gesproken worden op de volgende twee ademhalingen, als de zweefvlucht van een vogel op de warme thermiek die hem optilt boven de rollende golven:

”I do wander everywhere
Swifter than the moone’s sphere;”
              uit: Shakespeare’s  Midsummer Night’s Dream
                    2e acte, scene 1


Het probleem van metrum en ritme wordt vanuit een ander gezichtspunt behandeld door Walter de la Mare met een opmerking in zijn boek Come Hither, waarin hij de klemtoon in een versregel beschrijft en de cadans van de stem in het gedicht van Drayton: Agincourt:

Fair stood the wind for France
When we our sails advance,
Nor now to prove our chance
Longer will tarry.

Walter de la Mare laat vier manieren zien waarop binnen een regel de klemtoon kan worden gelegd:

1. Fair    stood    the    wind    for    France
     v         -           v        -         v        -    
    kort - lang,     kort - lang,   kort - lang

2. Fair    stood    the    wind    for    France
     -         v          v         -        v         v    
    lang - kort - kort,     lang - kort - kort

3. Fair    stood    the    wind    for    France
    -           -          v       -          v        -     
   lang -  lang,    kort - lang,    kort - lang

4. Fair    stood    the    wind    for    France
    -           v            v         -            v        -      
    lang,    kort -   kort -   lang,     kort - lang

Hij schrijft dan dat nummer 1. een miserabel deuntje oplevert, 2. zijn louter capriolen, 3. is streng, plechtig, vastberaden, 4. geeft de grootste verscheidenheid in ritme en intonatie.

Wanneer we bedenken hoe weinigen van ons, leerkrachten, tijdens hun eigen schooltijd inspirerende lessen in poëzie hebben gekregen en dat voor velen zelfs Shakespeare enkel verplichte examenstof was aan het eind van het vervolgonderwijs, dan verbaast het niemand dat de eerste versie (kort-lang, kort-lang, kort-lang) het meest gebruikt wordt in het vrijeschool-onderwijs, omdat men dacht dat hetgeen Steiner opmerkte over het ritme in de poëzie betrekking had op de versvoet (metrum). De zaak wordt nog verder verergerd door de prachtige recitaties in het Duits, zoals men die in sommige scholen kan horen, en aan de hand daarvan de poging om deze stijl na te volgen bij Engelse gedichten.

Walter de la Mare eindigt: ”Over het algemeen, lossen de meeste technische moeilijkheden zich op als een ochtend mist, wanneer je een gedicht rustig voor jezelf leest, eerst eens stil in je hoofd en daarna hardop voor het eigen oor.”

Oefeningen voor de leerkracht - hexameter en trochee
Wij leraren kunnen het best de hexameter gebruiken als basale spraakoefening. In de volgende regels uit Kingsley’s Andromeda is het metrum behouden zonder dat de taal geweld is aangedaan:

Over the mountains aloft ran
                   a rush and roll and a roaring;
Downward the breeze cam indignant,
                   and leapt with a howl to the water,
Roaring in cranny and crag,
                   till the pillars and clefts of the basalt
Rang like a God-swept lyre,
                   and her brain grew mad with the noises.
Crashing and lapping of waters,
                   and shining and tossing of weed-beds;
Gurgle and whisper and hiss
                   of the foam, while thundering surges
Boomed in the wave-worn halls,
                   as they champed at the roots of the mountains.

hexameter pas in klas 5
Men moet dit metrum alleen bij het reciteren met kinderen gebruiken, wanneer de juiste verhouding tussen het ritme van de ademhaling en de hartslag is gestabiliseerd en zoals die bij een volwassene is (verhouding 1 : 4 ofwel 18 ademhalingen : 72 hartslagen). Dat is vanaf het 11e levensjaar, dus in klas 5 (groep 7) waarin de Griekse cultuur lesinhoud vormt. Dit is het vroegste moment dat dit metrum van de hexameter kan worden gebruikt en dan moet dat ook nog op een kundige manier. De ziel wordt te diep in het organisme gedrongen wanneer men dit metrum te vroeg gebruikt of wanneer het spreken met teveel zware nadruk wordt beoefend, want de spraakorganen zijn pas werkelijk helemaal rijp tegen rond het 16e levensjaar (klas 10).
Hier is een voorbeeld van een gedicht speciaal in hexameter gemaakt om te oefenen:

Deep in the heart of the mountain
Crystals are hiding their beauty,
Waiting for someone to find them
And lift them aloft to the daylight.
There they van sparkle in splendour,
And flash from their heart’s brilliant color,
Kept from that far off day,
When the earth was still growing as we are.
Diamonds of many hued brightness
And emeralds and sapphires and rubies
So that a queen may wear them,
Stones with a heart of fire.
                                        by Maisy Jones

Rudolf Steiner wijst ook op de trochee (- v) als een metrum voor de volwassene om de spraakorganen te oefenen in het goed uitspreken van de medeklinkers, zodat we voor het vertellen van sprookjes en legenden de juiste intonatie en nadruk verkrijgen. Wanneer we de trochee gebruiken bij het vertellen zullen de toehorende kinderen ineens herkennen dat we, hoewel de gebeurtenissen die we vertellen lijken te gebeuren in het leven van alle dag, voor hen toch eigenlijk ziele-ervaringen uit de wereld van de elementen of uit de geestelijke wereld beschrijven. Wanneer we de juiste stijl ontwikkelen bij in het vertellen van sprookjes en legenden, dan zullen kinderen geen nachtmerries krijgen of bang worden, door bijvoorbeeld de strenge straf voor de slechterik in de vertelling, of angstig voor de vraatzuchtige Baba Yaga.
Het gedicht van Walter de la Mare dat begint met ’Ever, ever, stir and shiver….’ waarin het metrum van de trochee goed samengaat met het ritme, is een voorbeeld dat we voor ons doel kunnen gebruiken.

Why?
Ever, ever
Stir and shiver
The reeds and rushes
By the river:
Ever, ever,
As if in dream,
The lone moon's silver
Sleeks the stream.
What old sorrow,
What lost love,
Moon, reeds, rushes,
Dream you of?

Wanneer zulke aanwijzingen van Steiner energiek worden opgepakt en regelmatig geoefend, dan maakt dat ons werk makkelijker. Het maakt het lesgeven effectiever en het zal daarmee ook beter lukken om orde te houden in een klas.

het nadeel van het in koor reciteren
Wanneer we met een klas kinderen reciteren, vallen teveel kinderen ’in slaap’ in het metrum, wanneer dat de overhand heeft. Ze zijn er niet meer wakker bij en ze beginnen te leunen op de kinderen met een goed geheugen, die het geheel wel zullen dragen. Het eindresultaat is dat veel kinderen zich de gedichten die ze hebben geleerd, niet kunnen herinneren wanneer hen gevraagd wordt om het eens alleen te doen. Rudolf Steiner noemt dit de schaduwkant van het koorspreken, waar volgens hem tegenwicht aan moet worden gegeven. Dat kunnen we doen door, nadat we klassikaal aan een gedicht hebben gewerkt, we bijvoorbeeld de verschillende strofen over groepjes kinderen verdelen, zodat zij het wakker moeten volgen tot het moment dat ze aan de beurt zijn. Wanneer dit is geoefend kunnen we ook individuele beurten geven en kinderen een strofe laten opzeggen. Ook kunnen we hierbij werken met de temperamenten, een melancholisch kind kan de dag ervoor gevraagd worden om morgen een stukje te reciteren, een flegmatisch kind kan op tijd worden gewaarschuwd wanneer en wat hij iets moet opzeggen, een sanguinisch kind kan gevraagd worden steeds de laatste regel van een strofe met een ander mee op te zeggen. Wanneer de hele klas in een stroom een gedicht opzegt kunnen we hen opeens laten stoppen en het  cholerische kind aanwijzen en zeggen: ’Ga jij nu alleen verder!’

Een leraar moet er op letten wie van de kinderen het gedicht werkelijk kennen en wie er ’slapen’ en met pedagogische hulp moet worden gewekt om het geheugen te versterken. Rudolf Steiner wijst erop, dat het geheugen zijn grootste piek kent tussen het negende en twaalfde levensjaar en dat het juist dan flink geoefend moet worden door dingen uit het hoofd te leren, zodat het vermogen later in het leven als de volwassen mens ook beschikbaar te blijft. De schatten van onze taal moeten op die leeftijd uit het hoofd worden geleerd, zodat men in het latere leven een flinke voorraad vitaliteit heeft. De vreugdevolle herinnering aan een gedicht is een stimulans voor gezondheid in lichaam en ziel. Het aanleren van poëzie aan een klas, zonder dat we eraan werken dat de kinderen de teksten onthouden, maakt de hele bezigheid eigenlijk zinloos.

Het reciteren van poëzie vraagt om een verfijnd kunstzinnig waarnemen van ritme. Maar wanneer een leraar zelf een gedicht maakt voor een bepaald kind, dan komt juist wel de kracht van het metrum meer in beeld. Pedagogische verzen voor de temperamenten zijn buitengewoon belangrijk. De behandeling van de temperamenten is de expliciete verantwoordelijkheid en plicht van de klassenleraar. Voor elk temperament is er een metrum en door dat te ervaren, kan een kind langzamerhand controle over zichzelf krijgen en zijn temperament leren omvormen, zodat het als volwassen mens voor hem een waarnemingsorgaan wordt en niet iets in het gewoonteleven dat hij gaat gebruiken om zichzelf of zijn eigen opvattingen te rechtvaardigen.
De onderwerpen voor deze verzen moeten worden genomen uit de verhaalstof, zei het Bijbelvertellingen, de Germaanse of Griekse mythologie. De daden van Odin bevatten genoeg elementen voor alle temperamenten (De melancholische kinderen genieten wanneer Odin zijn ene oog moet offeren aan Mimir!). Zulk soort gedichten behoren bij het pedagogische werk wat gedaan moet worden tijdens de periodetijd. Dat is namelijk het moment dat men moet helpen met het incarnatie-probleem van de individuele kinderen door oefeningen in groepjes van twee of drie kinderen te doen, bijvoorbeeld bewegingsoefeningen, vormtekenen, schilderoefeningen of spraakoefeningen. Hiermee is Caroline von Heydebrand in de eerste vrijeschool (Waldorf Schule) in Stuttgart begonnen, met goedvinden van Rudolf Steiner, terwijl hijzelf voor verschillende kinderen de spraakoefeningen aandroeg.

In de eerste klassen spreken de kinderen met regelmaat hun getuigschriftspreuk. Deze pedagogie voor het individuele kind vormt een belangrijk onderdeel van het periode-onderwijs, het oorspronkelijke remediërende werk. In mijn opleidingstijd kregen we dit als integraal onderdeel van de vrijeschool-pedagogie, maar sinds de zestiger jaren (20e eeuw) lijkt deze aanpak in vele scholen vergeten te zijn.
Alle kinderen zouden hun beurt moeten krijgen bij deze klassenactiveiten, zowel de begaafde kinderen als de kinderen met een hulpvraag, zwak geheugen, slechte concentratie, onhandigheid in beweging, enz. In een klas van tegen de dertig kinderen kan elk kind tenminste een maal per week een beurt krijgen en de tien tot vijftien minuten die dit inneemt zijn de moeite waard.
Hierbij zou ook meegenomen moeten worden: gedichtjes waarmee de kinderen een goede articulatie en helder spreken kunnen oefenen, versjes die het hele spraakorganisme flexibel en vaardig maken.

’Row boatman row!
Row Boatman row
Over the foam and far from home
Row boatman row.’

of

’The rain comes pittering, pattering down,
Plipperty, pipperty, plop!
The farmer drives his horse to town
Clipperty, clipperty, clop!
The rain comes pattering
Horse goes clattering
Clipperty, plipperty, plop!

Nogmaals, het is belangrijk dat dit in kleinere groepjes in de klassen 1 en 2 wordt geoefend, zo dat we goed kunnen horen dat de kinderen de spraakklanken beheersen. De spraaktherapeut Clive Sanson waarschuwde ook nog:

’Men moet zorg besteden aan het ritme. Maar het is echter ook belangrijk dat niet te verwisselen met het metrum: stroom en flexibiliteit zijn essentieel. Teveel nadruk zou vermeden moeten worden.’

Vóór klas 3, is het op deze manier pedagogisch werken met de spraak veel effectiever dan  wanneer men alleen klassikaal reciteren oefent, zodat men goede voordracht, goede ademhaling, bereikt en een basis kan leggen voor het waarderen van en de liefde voor poëzie. Pas na de negenjaarscrisis wanneer het ademritme en het ritme van de hartslag zo gestabiliseerd zijn als bij volwassenen, is het gevoelsleven rijp genoeg om te kunnen leven in de kunstzinnige aspecten van de dichtkunst.





werken met het temperament
Een eenzijdig temperament kan een factor zijn die leermoeilijkheden veroorzaakt. Eenzijdigheid in het temperament kan in evenwicht worden gebracht uit met behulp van het juiste metrum. Om te spreken zou een gedichtje voor een bepaald temperament met met onderstaande metrum moeten worden gemaakt gezocht:

voor het spreken:
Sanguinisch:    anapest/jambe (v v -) / (v -)
Cholerisch: choriambe (- v v -)
Flegmatisch: trochee/dactylus (- v) / (- v v)
Melanholisch: amfibrachys (v - v)

Wil men het kind een ritme laten lopen dan moet men het ritme nemen van het tegenovergestelde temperament. Deze aanwijzing stamt van mevrouw Tymstra. Ik heb tot nu toe geen andere bron kunnen vinden die dit bevestigt, maar ikzelf heb het vanaf klas 4 (10 jaar) gebruikt in mijn werk als klassenleerkacht, met goede resultaten. Men kan het ene kind een vers laten reciteren terwijl het andere kind met het tegenovergestelde temperament het rime moet lopen. Zeer economisch qua tijd en het werkt ook nog voor andere aspecten van de pedagogie.

voor het lopen:
Sanguinisch:     amfibrachys
Cholerisch: trochee/dactylus
Flegmatisch: choriambe
Melancholisch: anapest/jambe

Een gedicht voor een sanguinisch kind:

”The horseman is riding out over the hill
For many a mile must he travel it still
Creatures that creep and the birds that fly
Note his passing as he goes by”
                                            Joan Wyles

The cholerische kinderen zullen van dit gedicht smullen dat is gebaseerd op het sprookje van Grimm ’Zeven in één Klap’:

”Giants stamp and rage
Shout like thunder’s roar,
Tramp with heavy tread
O’er the forest floor
But the tailor’s so nible
The tailor’s so light
He’ll trick them all neatly
And put them to flight”
                                            Heather Thomas

Het volgende gedichtje, met een beeld over slapen en waken, zal goed zijn voor flegmatische kinderen:

”Big brown bear
Sleeps away the winter cold
Deep down there
Where the snow lays fold on fold
When springtime comes to wake him
From his winter bed we’ll shake him.
Through the springtime woods he’ll go
And see the leaves and flowers grow,
Where the bees will make their honey
Smooth and gold and sweet and runny”
                                            Joan Wyles



Het melancholische kind heeft bijzonder individuele behoeften en reacties, maar het logende zou hem kunnen helpen door de versterkende herhaling:

”God the Father, wise in all things
Wise in all things, be my guide,
Guide me through this world of beauty
Finding love on every side.”
                                            Heather Thomas

Heinz Müller, een van de vroegere vrijeschool-leraren, geeft in zijn boek over getuigschrift-spreuken en pedagogische gedichten een zee aan voorbeelden. Hij laat zien hoe het metrum voor het ene temperament kan worden omgebogen van een ritme dat bij het temperament hoort naar een ander zodat het behulpzaam wordt om de eenzijdigheid te overwinnen. Maar ook in die gevallen waar het metrum het dominante element wordt, moet men bij het spreken letten op de ademstroom.
Wanneer we in de klas tijd nemen voor dit onderdeel, bouwen we aan de sociale eenheid binnen een klas, de interesse van de kinderen in elkaar en de vreugde over de resultaten van de ander. Dit is de meest praktische vorm van sociale vorming.


Audrey McAllen: The Listening Ear
the development of speech as a creative influence in education
HAWTHORN PRESS, Gloucester (UK)
ISBN I 86989 018 3

Heinz Müller: Von der heilenden Kraft des Wortes und der Rhythmen - Die Zeugnissprüche in der Erziehungskunst Rudolf Steiners
VERLAG FREIES GEISTESLEBEN, Stuttgart (D)