dinsdag 26 januari 2010

De Stromingen van de Aarde en van de Mens

Voordracht door Audrey McAllen
Zondagavond 3 mei 1987
Brugge, België


In 1909 hield Rudolf Steiner vier voordrachten over "Antroposofie" (gepubliceerd in GA 115). Het grootste deel van deze vier voordrachten sprak hij over de zintuigen en hoe de wezensdelen van de mens daarin actief zijn en hoe de zintuigindruk in de mens binnenkomt. In de derde en de vierde voordracht (van 26 en 27 oktober 1909) sprak Rudolf Steiner over de manier waarop het ruimtelijke lichaam van de mens wordt gevormd door geestelijke stromingen. Hij sprak ook over hoe diezelfde geestelijke stromingen het lichaam van de aardeplaneet hebben gevormd en over de geestelijke wezensdelen in verband met de verschillende windrichtingen en de migratie van de mens over de aarde. Rudolf Steiner maakte zijn inzichten ook concreet door de richtingen te verbinden met de schrijfrichting in de handschriften in het oosten en westen en over de verschillende kwaliteiten van culturen welke van links naar rechts of van rechts naar links schrijven.

Toen ik (Audrey McAllen) mijn opleiding deed tot Waldorflerares kregen wij les van Elly Wilke. Elly Wilke was euritmielerares in de eerste Waldorfschool in Stuttgart. Rudolf Steiner had haar o.a. de opdracht gegeven om muzikale improvisaties te doen voor euritmielessen en heeft daarvan later een boekje gepubliceerd met methodische aanwijzingen (‘A New Approach to Piano Improvisation’). Elly Wilke vertelde ons, dat de inhoud van deze voordrachten uit 1909 de ware psychologie vormde, die evenwicht kon brengen tussen Freud, Adler en Jung. Toen ik later door Dr. Norbert Glas, de schoolarts van de Wystones Waldorf School in Gloucester, gevraagd werd om te gaan werken met kinderen, die leerproblemen hadden, begon ik opnieuw met deze voordrachten te bestudeerden. Zij vormden voor mij het fundament waarop 'The Extra Lesson’ uiteindelijk is gebouwd.

In de voordrachten vertelde Steiner over de bewegingszin, het zintuig waarmee de mens zijn eigen bewegingen waarneemt. Rudolf Steiner legde uit dat het astraallichaam zich in een andere richting beweegt dan het etherlichaam en het fysieke lichaam. Het astraallichaam maakt de tegenbeweging. Zo krijgt men een soort "krachtenparallellogram". Ik (A.McA.) onderzocht hoe die "bewegingswetten" werken bijvoorbeeld bij het lopen (stappen), bij het tekenen, in het trekken van geometrische lijnen in het vormtekenen.

Wanneer Rudolf Steiner spreekt dan ook over de vorming van de aarde en van de mens, zegt hij dat de geestelijke krachten die het noordelijk halfrond vormden, dezelfde zijn als de krachten die de linkerzijde van het menselijk lichaam vormden. Het noordelijk halfrond heeft de grootste landmassa, terwijl het zuidelijk halfrond voor een groot gedeelte bestaat uit oceanen. De stroming die het noordelijk halfrond en de linker lichaamhelft van de mens heeft gevormd, is de stroming van het fysieke lichaam. De geestelijke krachten van het zuidelijke halfrond zijn dezelfde als de krachten die in de rechterzijde van het menselijk lichaam werken. Dit is de stroming van het etherlichaam. De krachten van het astraallichaam werken van beneden naar boven.
De krachten van het IK werken van boven naar beneden.
Van het astraallichaam stroomt één deel van de krachten omhoog en blijft in die richting doorstromen. Een ander deel splitst zich in krachten, die stromen van voor naar achter en die het gewaarwordingslichaam vormen en een andere stroming van krachten welke stroomt van achter naar voor. Dat is de stroming van de gewaarwordingsziel.
Van boven naar beneden stroomt de stroming van het Ik. Van het hoofd naar de voeten. Het "Ik" brengt alles tot een geheel. Er ontstaat een diagram van krachten, dat Rudolf Steiner op het bord tekent.

Men kan die stromingen ook tekenen in de vorm van een kubus. Die is gepubliceerd in het boek "SLEEP" (zie blogarchief of labels) en daarin ziet men de geestelijke stromingen in de mens en de stromingen van de aarde samengebracht. Het is namelijk zo dat de mens alleen op aarde een Ik-bewustzijn kan ontwikkelen, d.w.z. alleen wanneer hij op de fysieke aarde geïncarneerd is. De stromingen in de mens en de stromingen in de aarde moeten dus met elkaar in relatie gebracht worden. Op een andere manier gezegd: in de kindertijd moet het kind leren op aarde thuis te raken. Het moet leren zijn wezensdelen invoegen in de wezensdelen van de aardeplaneet. De hele ontwikkeling van de zintuigen en de bewegingsmogelijkheden -dus eigenlijk de senso-motorische ontwikkeling- kan men zien als een leren invoegen van de ziele-geest in de wetmatigheden van de aarde.

Nu merken leraren dat kinderen bij het schrijven en/of het lezen letters omkeren, letters spiegelen. Bestaat een verband met deze stromingen?
De linkerzijde van het lichaam (de stroming van het fysieke lichaam) is op de Oude Saturnus aangelegd, de rechterzijde (de stroming van het etherlichaam) op de Oude Zon. De rechterzijde is twee maal zo sterk dan de linkerzijde. Er is dus een asymmetrisch element aanwezig. De lichaamshelft die het meest de krachten van het etherlichaam vertegenwoordigt, is het meest beweeglijk, is meer flexibel. Daarom heeft de mens als oerbeeld een voorkeur voor de rechterzijde.

Wanneer we van hieruit kijken naar de beweging van de mens, dan zien we volgende basisbewegingen. De armbeweging van de rechterarm is met de wijzers van de klok mee (het astraallichaam in de bewegingszin beweegt dan tegen de wijzers van de klok in) De archetypische beweging van de linkerarm is tegen de wijzers van de klok (het astraallichaam beweegt dan met de wijzers van de klok mee).
Beneden de taille gebeurt het omgekeerde. Hoewel men zich in een rechte lijn voortbeweegt, bewegen bij het lopen (het stappen) de benen en de voeten licht naar de middellijn toe: de linkervoet met de klok mee, de rechtervoet tegen de wijzers van de klok. Dit is dus de perfecte spiegeling van de beweging van het astraallichaam in de armen. Het zijn de archetypische bewegingen van de linker en rechter ledematen bij de voortbeweging. Bij dieren en bij kruipende kleine kinderen kan men deze oerbeweging ook zien in de voorpoten, de armen. De benen zijn geïntegreerd in de zwaartekracht, met de armen heeft de verticale mens zich bevrijd van de zwaartekracht. Deze bewegingen zijn iets dat bestaat in onze eigen structuur.

archetypische bewegingsrichtingen van de mens

Bij de aarde is het zo dat de noordelijke lucht- en waterbewegingen in de richting van de wijzers van de klok draaien en die in het zuidelijk halfrond tegen de wijzers van de klok in. Ze zijn dus uitdrukking van de bewegingen van het astraallichaam, maar dan van het astraallichaam van de aarde.

In de klas zien we dat op de volgende wijze weerspiegeld. Als we de letter "n" schrijven, dan schrijven we de gebogen lijn met de wijzers van de klok mee. Schrijven wij een letter "u" schrijven we die tegen de wijzers van de klok in. In het schrijven van gebonden schrift maakt de mens afwisselend bewegingen met de wijzers van de klok mee of tegen de wijzers van de klok in.


Bij het schrijven worden niet alleen de spieren van de hand, maar tegelijk wordt het hele spiersysteem van de mens aangesproken. Het handschrift maakt ons tot totale mensen.
In vrijescholen (Steinerscholen) begint men in de 1e klas met het tekenend schrijven van de kapitalen, hoofdletters. Door het leren schrijven van het lopend schrift (meteen in de 2e klas) verdwijnen de omkeringen bij het schrijven. De klassenleraren moeten dus vermijden om de kinderen na de kapitalen ook nog te laten schrijven met kleine drukletters. Dat heeft geen enkel doel en we ontnemen de kinderen een zelfcorrigerend element, zeker noodzakelijk voor die kinderen die nog omkeringen maken.
Wat vaak gedaan wordt in vrijescholen (1e klas: grote drukletters – 2e klas: kleine drukletters – 3e klas: lopend schrift) berust op een grote vergissing. Elly Wilke (zie boven) waarschuwde ons er al toen voor niet in deze valkuil te trappen. Als je Steiners voordrachten in ‘OPVOEDKUNST, methodisch didactische aanwijzingen’ (GA 294) leest die hierover gaan (o.a. de 13e voordracht), merk je dat Rudolf Steiner niet bedoelt dat je de kleine drukletters apart moet leren schrijven. Hij gebruikt een terminologie die stamt uit de kalligrafie. Het Gotisch schrift moest destijds, van staatswege in de Duitse scholen aangeleerd worden. Tijdens en na de oorlog kwamen er meer en meer leraren zonder antroposofische achtergrond. Zij gingen kleine drukletters gebruiken. Anderen namen die gewoonte over van een Amerikaanse, die kleine drukletters ontwikkeld had. Voor dyslectische kinderen is het dus rampzalig in kleine drukletters te leren schrijven, want men kan dat later moeilijk corrigeren. Men moet overgaan van tekenend schijven met de kapitalen naar lopend schrift. In de 1e klas blijft men tekenend schrijven - schrijvend tekenen. In de kapitalen recapituleren we de ruimtelijke ontwikkeling van de eerste zeven jaar, in de drie dimensies boven-onder, links-rechts en voor-achter.
Daarna ontwikkelt men in klas 2 (groep 4) meteen vanaf het begin van het schooljaar het lopend schrijft, d.w.z. het echte schrijven. In het schrijfschrift kan men opnieuw de archetypische bewegingsmogelijkheden van de mens ontdekken: rechte lijnen -verticaal, horizontaal, diagonaal- en de gebogen lijnen linksom en rechtsom. De tweedeklasser is al zover ontwikkeld dat hij de beweeglijkheid kan opbrengen om deze letters te leren schrijven.
De kleine drukletters heeft men voor het schrijven helemaal niet nodig. En uit het zelf schrijven ontwikkelt zich het lezen. Je kunt de kinderen de kleine drukletters eenmaal laten zien, niet schijven misschien één keertje overtekenen. De meeste kinderen kennen deze letters toch wel en herkennen ze bij het lezen.

Kinderen zeggen graag het alfabet. Men leert het hen schrijven als één lang woord:
Men leert ze schrijven. Dan gaat het in het onbewuste over.
Daarna laat men het alfabet opsplitsen in kortere sequenties, onder de vorm van een spelletje: "een hoeveel letter woord zullen we gebruiken?" "5 letters!" Dan schrijft men:

(Men herhaalt telkens de laatste letter: zo is er geen onderbreking van de beweging)

Zo krijgt men een goede handschriftstroom. Men laat de snelle kinderen andere woordlengten kiezen: "hoeveel letters?" vist? "zoek zelf de woorden!" (abcdefgh, hijklmo, enz... ) Zo oefent men het lopend schrift, enkel voor het plezier van het mooi schrijven, zonder dat men aan de spelling moet denken. het belangrijkste is van de stroom van het schrijven in het lichaam te krijgen.

De bewegingen met de wijzers en tegen de wijzers van de klok vind je overal terug: in de lemniscaatvorm, bijvoorbeeld, in de 'Flowforms, The Rhythmic Power of Water' van John Wilkes. In Flowforms wordt water wordt door vormen geleid en in beweging gebracht, zodat kosmische krachten er maximaal in kunnen werken en zo het water "zuiveren".
In het boek 'Colour' van Liane Collot d'Herbois *), worden de bewegingen van licht, duisternis beschreven zoals men o.a. kan waarnemen bij de kleuren van de zonsopgang en zonsondergang. Het zijn archetypische fenomenen die allemaal een uitdrukking zijn van een geestelijke realiteit. Willen we kinderen met schrijfmoeilijkheden helpen dan kunnen we dit doen door deze oerbeelden terug op te roepen, zodat ze hun weg naar hun lichaam kunnen vinden. In de voordrachten 'Die Welt als Ergebnis von Gleichgewichtswirkungen’ (in GA 158) zegt Rudolf Steiner dat de verschillende stromingen een kubus vormen die de echte vorm van de mens is. Als men in de geschiedenis terug gaat, waar zie je dan deze kubusvorm fysiek als gebouwen verschijnen? De Tempel van Jeruzalem was gebouwd als een rechthoek, maar het Heilige der Heilige had de vorm van een perfecte kubus. De Joden moesten één maal per jaar naar de Tempel gaan. De tempel, deze kubus, diende als ‘schaal’ om de Geest van het Wereldal te ontvangen. Als de Joden dan in de tempelruimte binnen waren, werkten die kosmische krachten op hen in. Hun lichamen waren nog zo perfect gevormd, dat ze daardoor de Geest van het Wereldal -dat is Christus- in zich konden opnemen. Johannes de Doper bracht de bewustzijnsziel tot de hoogste ontwikkeling. Daardoor kon hij Christus dopen. Christus heeft dit door de erfelijke doorgegeven Joodse lichaam perfect kunnen omvormen tot zijn eigen werktuig. Wat in die vroeger eeuwen voorbereid was, blijft zich verder ontwikkelen, tot in het Michaël tijdperk. De "oude Adam" valt weg (het fysieke lichaam, het erfelijkheidslichaam), de "nieuwe Adam" moet geboren worden. Dat wordt gerepresenteerd door de vorm van de nieuwe kubus. Een nieuw archetype moet geboren worden. Dr. F. W. Zeylmans van Emmichoven schrijft in zijn boek ‘De Grondsteen’:
"Deze meditatie is de exacte vorm voor de psychologie, de fysiologie en de anatomie van de nieuwe mens, het nieuwe lichaam dat moet komen". Dit is de structurele mens. Rudolf Steiner heeft deze kiem in ons cultuurtijdperk gegeven. We kunnen deze kiem in ons innerlijke meevoeren door de volgende zeven tijdperken heen, tot de Aartsengel Michaël opnieuw Tijdgeest is en erop kan voortbouwen." We moeten hierover mediteren.

*) Liane Colllot d'Herbois:
'Licht, kleur en Duisternis' Colour - deel 1
'Kleuren in de atmosfeer' Colour - deel 2

Geen opmerkingen: