donderdag 4 augustus 2022

Fundamenten van De Extra Les - Nederlandse editie (2022)

 


Voorwoord:

In 2007 publiceerde vriend en collega Joep Eikenboom Foundations of the Extra Lesson in het Engels. Hij was een klassenleerkracht zoals je die zou wensen: begaafd, geëngageerd, met een groot hart voor de leerlingen en met een uitgebreide antropologische kennis, gebaseerd op de geesteswetenschap van Rudolf Steiner. Hij was vele jaren werkzaam aan de vrijeschool in Dordrecht, de ‘Dordtse Vrije School’. 

Degenen die hem kennen weten dat hij zowel remedial teacher als klassenleraar was. Maar bijna niemand wist van zijn capaciteiten als auteur; hij schreef Foundations of the Extra Lesson in het Engels. Zelfs ik, die dacht hem goed te kennen, kreeg dit werk pas heel laat in handen. Het is des te belangrijker dat het nu ook in het Nederlands beschikbaar is. 

Waar gaat dit boek over? Zoals Joep Eikenboom in zijn voorwoord uitlegt, ontwikkelde Audrey McAllen haar oefeningen in samenhang met haar werk met leerlingen met leerproblemen. Twee van haar collega’s en vriendinnen, Else Göttgens – die in Nederland en later in Amerika werkte – en de heilpedagoge Annerie Marx, vroegen haar deze oefeningen te publiceren, wat zij na enige aarzeling deed. Zo kwam het boek De Extra Les tot stand. 

Audrey McAllen was goed thuis in de geesteswetenschappelijke antropologie van Rudolf Steiner. Misschien is dit een van de redenen waarom zij slechts zijdelings inging op de menskundige uitleg bij de oefeningen; zij rekende blijkbaar op kenners van het onderwerp onder haar lezers. Als gevolg daarvan werd haar werk vaak verkeerd begrepen of bekritiseerd, waardoor er onder ondersteunende leerkrachten op vrijescholen twee groepen ontstonden: één groep werkte met De Extra Les en één zonder. 

Het is de verdienste van Joep Eikenboom, die het effect van de oefeningen aan zijn leerlingen heeft kunnen ervaren, dat hij de onvoldoende uitgewerkte achtergronden van de oefeningen als het ware heeft toegevoegd. Zo is dit boek tot stand gekomen. Het is bedoeld om de antroposofisch-menskundige basis van de oefeningen uit De Extra Les uit te leggen. Eikenboom schreef hiervoor in de Engelse taal, omdat het werk van Audrey McAllen in die tijd vooral in de Engelstalige wereld bekend was. 

Hij heeft dit op een uiterst grondige manier gedaan – zo grondig dat veel lezers niet alleen basiskennis over de menskunde uit zijn boek zullen kunnen halen, maar dat het ook een zeer informatieve tekst is. Via dit boek kan men een goed stuk antroposofische algemene vorming oppikken of misschien inhalen. Dat is ook wat dit boek zo plezierig maakt: het is niet alleen vakinhoudelijk van belang, maar geeft verbazingwekkende inzichten in de antroposofische kennis over de mens en de wereld. Op zijn manier probeert Joep Eikenboom de relatie van de macrokosmische mens tot de microkosmische mens tastbaar te maken – een onderneming die iedere antroposofisch werkende leerkracht zal interesseren, want in het onderwijs heeft men niet alleen te maken met de individuele, ontluikende mens, maar werkt men via hem ook aan de toekomst van de wereld als geheel. 

Wees dus niet verbaasd als piramidebouw, Egyptische en Griekse tempelbouw en het grondplan van het eerste Goetheanum, en ook de apocalyptische zegels, de kleurenmeditatie in het hexagram, aspecten van hersenonderzoek of de grote oceaanstromingen hier als vanzelfsprekend voorkomen. Dit alles heeft een bijzonder heilzame werking, omdat de opvoeder die de opvoedkunst van Rudolf Steiner ter harte heeft genomen, weet dat hij een specialist van de algemene mens moet worden, dat wil zeggen dat hij brede interesses moet ontwikkelen en dat hogere gezichtspunten zijn werk bepalen. Bekrompenheid is niet op zijn plaats. Deze ‘waarschuwing’ moet gegeven worden, omdat Audrey McAllen en Joep Eikenboom de pedagogische antropologie van Steiner op essentiële punten uitbreiden, en men moet openstaan om dit te laten werken. 

Waar begint dat? Door het hele boek heen, door alle verschillende gezichtspunten heen, loopt een rode draad die door Audrey McAllen is ontwikkeld en door Joep Eikenboom op velerlei gebieden is opgepakt. Dit is het gezichtspunt van de stromingen en richtingen van de menselijke wezensdelen, zoals Steiner ze beschrijft in de cyclus Anthroposophie – Psychosophie – Pneumatosophie. Wie zich daarmee bezighoudt, dynamiseert het idee van de wezensdelen. Ze vormen geen statische structuur. Men leert dat men ze altijd in beweging moet zien en dat deze bewegingen richtingen hebben. De richtingsbewegingen hebben een effect op elkaar. En dat is waar het allemaal om draait. Audrey McAllen heeft dit serieus genomen en er oefeningen omheen ontwikkeld. In de eerste plaats leidt dit tot een nieuw begrip van rechts en links, boven en onder, voor en achter, omtrek en centrum. Een lijn die van boven naar beneden wordt getekend, heeft een ander effect dan een lijn die van beneden naar boven wordt getrokken. Een vormbeweging die links begint, heeft een ander effect dan een die van rechts komt. 

Rechts en links werken echter ook in de kleuren. Heeft bijvoorbeeld de polariteit blauw-rood ook een richting? Audrey vond een aanwijzing in het boek van Ernst Lehrs Mensch und Materie. Lehrs had zich op grond van zijn studie van Goethes kleurenleer afgevraagd of de ogen niet ook een richtingsgebonden voorkeur hebben voor rood en blauw. Hij ontdekte dat het rechteroog een voorkeur had voor rood en het linker voor blauw. Audrey McAllen nam dit idee over, deed kleuroefeningen met de leerlingen en kwam niet alleen tot dezelfde conclusie, maar vond ook dat deze oefeningen de activiteit van de ziel in evenwicht brengen. 

Dit proces is kenmerkend voor Audrey McAllens onderzoeksstijl. Zo ontstonden schilderoefeningen, de driehoeksoefeningen, de spiegeloefeningen, de koperen baloefening, daarnaast schrijfoefeningen, oefeningen in penhouding en aanbevelingen voor het schrijven – alles vanuit het aflezen van de bewegingen van het fysieke lichaam, het etherische lichaam, het astrale lichaam, het gewaarwordingslichaam, de gewaarwordingsziel en het Ik. 

Men kan tegenwerpen dat dit gezichtspunten zijn die buiten de antroposofische pedagogische menskunde liggen. Maar men kan ook zeggen dat Rudolf Steiner in zijn karmavoordrachten voor leden van de Antroposofische Vereniging talloze suggesties heeft gedaan om op een pedagogische manier met de hier gepresenteerde aspecten om te gaan. Alleen al of men vanuit een geïnteresseerde houding of afstandelijk opvoedt, blijkt uit de uitwerking daarvan in een volgend leven op aarde. 

Dat Steiner bij de reorganisatie van de Antroposofische Vereniging en de oprichting van de Vrije Hogeschool voor Geesteswetenschap in 1924 de leiding van de Algemene en van de Pedagogische Sectie zelf op zich nam, toont aan hoe dicht de pedagogie bij de mens in het algemeen staat en hoe het werken vanuit het algemeen menselijke het principe van de nieuwe Antroposofische Vereniging werd. 

Dit is wat Audrey McAllen heeft proberen te doen en in praktijk heeft gebracht. Later probeerde Joep Eikenboom de grondbeginselen van haar oefeningen te geven. Beide werken zijn voorbeelden van hoe de antroposofie verder kan werken en een vernieuwing van de pedagogie en het verder brengen ervan mogelijk kan maken. 

Christof Wiechert, voormalig hoofd van de Pedagogische Sectie aan het Goetheanum, Dornach