zondag 31 januari 2010

Werkochtend met Audrey McAllen

Brugge, België
Maandagochtend 4 mei 1987

A. VRAGEN n.a.v. de voordracht "De Stromingen van de Aarde en van de Mens"

1. Hoe kan je de voordracht van gisterenavond gebruiken in de praktijk?

De feiten aangedragen over de geestelijke stromingen in de mens en de aarde liggen ten grondslag aan het concept van "The Extra Lesson". Ik heb dat concept nader uitgewerkt in "SLEEP".
Nemen wij bijvoorbeeld: We werken met een linkshandig kind. Het heeft zijn dominantie niet ontwikkeld volgens de wetmatigheden en de geestelijke stromingen van de aarde en mens, want naar de lichamelijke structuur (neurologisch, motorisch, plaats van de organen enz.) is de mens gebouwd als een rechtshandig wezen. Dat hoort bij het fysieke structuurlichaam. Linkshandig zijn is een individueel element behorend bij de persoonlijkheid. Linkshandig zijn betekent dat een mens door karmische oorzaken –als gevolg van het lot in een vorige incarnatie- zijn dominantie tegen het archetypische wereld bewegingsbeeld in ontwikkelt. Vaak zie je dat bewegingspatronen van een kind die niet overeen komen met de archetypische bewegingen in mens en aarde. Dat kun je overigens ook vinden bij rechtshandige personen, wanneer zij bijvoorbeeld de ‘Bewegende Rechte Lijn en Lemniscaatoefening’ doen (EL blz. 167). Een therapie ervoor is de “Rechthoekige Driehoekoefening” (EL blz. 151–155). Dat is een oefening voor kinderen vanaf 11 jaar. Jongere kinderen hebben baat bij de “Drievoudige Spiraal (EL blz. 146) De oefeningen uit “De Extra Les” integreren de bewegingen van de mens (het kind) in de bewegingen van de aarde; het spirituele element in de mens wordt samengebracht met de spirituele wetmatigheden, met het geestwezen van de aarde. Doordat je jezelf leert te verbinden met die wetmatigheden die objectief zijn, kun je jezelf sterken om je eigen individuele lot te vinden en te verwezenlijken.
(zie ook: Uit de aantekeningen van Audrey McAllen I en II, eerder gepubliceerd op dit weblog)

2. Verhouding tussen de Tempel van Jeruzalem en het "Goetheanum"?

De maten van de Tempel van Jeruzalem, gebouwd door koning Salomo in samenwerking met de bouwmeester Hiram Abiff, waren afgeleid van de maten die Mozes gebruikte voor de tent waarin de Ark van het Verbond werd meegenomen door de woestijn. Mozes was een Egyptische ingewijde. Hij heeft zijn wijsheid o.a. in de Egyptische mysteriën verkregen. Ook de Egyptische tempels waren gebouwd volgens een heilige architectuur, n.l. de verhoudingen van het menselijk lichaam.
Voor de bouw van Het Goetheanum oefende R. Steiner zich in de architectuur. Bij de verschillende voorontwerpen zie je langzaam in metamorfose het Goetheanum ontstaan. Het eerste Goetheanum is als een meditatie, als voorbereiding op de toekomst. Je kunt de architectuur mediteren, d.m.v. plattegronden en voorstellingen van deze ruimte en daarmee de krachten van do aarde voelen. Rudolf Steiner zegt dat het etherlichaam zich langzaam aan het losmaken is van het fysieke lichaam. Het moet de ervaringen van het fysieke lichaam opnemen; de ervaring van de driedimensionale ruimte moet erin worden afgedrukt. Is het stempel van ons fysieke lichaam niet afgedrukt in het loskomende etherlichaam van de mens, dan is de aardeontwikkeling eigenlijk voor niets geweest. We zien in onze tijd, dat kinderen in de eerste zeven levensjaren steeds moeilijker incarneren in het fysieke lichaam, het gebied van de zintuigontwikkeling, de neurologische ontwikkeling en de motorische ontwikkeling. De "afdruk" wordt zwakker en zwakker. Dit is dus een gevaar voor de kiem van de toekomst. Het fysieke lichaam is een geestelijke structuur, de wetmatigheden die ermee samen hangen hebben in de diepste zin van het woord een morele herkomst. De bewegingen in de zes ruimterichtingen (2 x 3 dimensies) zijn in de geestelijke wereld morele deugden. Wanneer wij bewegen is dat altijd hoe dan ook een morele daad. Morele opvoeding is een opvoeding van de wil, van het doen; niet van vermanen en tegen kinderen aanpraten.
(zie ook: Foundations of the Extra Lesson - hfst 12: The Devine Architecture of the Structural Physical Body)

3. Kinderen met morele problemen, hebben die ook moeilijkheden in hun skelet?

De incarnatie is een tweevoudig proces.
1) enerzijds is er een indringen van vormende etherkrachten in het fysieke lichaam vanuit het individuele karmische verleden.
2) anderzijds is er een invloed uitgaande van het milieu, de omgeving. Die wordt afgedrukt vanuit het fysieke via de zintuigen en de bewegingsontwikkeling in het etherische. Deze laatste afdruk staat in onze tijd onder druk, wordt verstoord, doordat de kindercultuur verdwenen is, ouders niet meer weten wat goed voor de lichamelijke ontwikkeling van hun kind is en doordat bijvoorbeeld de ruimten die de kinderen omringen, niet meer harmonisch zijn.
---

B. VRAGEN i.v.m. "De Extra Les"

1. De Bloem-Staf (EL blz.65 ev.)
Enkele aanvullingen op de beschrijving van de Bloem-Staf in "De Extra Les”.
Praktische uitvoering: Het papier is A4 en ligt vertikaal. De leraar/lerares zet de kruisjes boven en onder waartussen het kind de verticale lijn tekenen moet (dit is in feite een IK-lijn.)
De lerares zit naast het kind (links of rechts), of erachter, zodat het kind de vormtekening ervaart vanuit zijn eigen positie. Ik (A.Mc.A.) heb het gevoel dat de oefening het niet hetzelfde bewerkstelligt wanneer het op het schoolbord wordt gedaan of aan de tafel op papier. Het laatste heeft mij voorkeur.

Een opmerking tussendoor: Een tijdsfenomeen is het dat de kinderen niet goed meer kunnen nabootsen, omdat ze er de kans niet toe gehad hebben. Zelfs oudere kinderen hebben er nog problemen mee. Ze hebben er nochtans baat bij zelfs tot hun 11e 13e jaar! Vaak is er bij deze leerlingen nog een kleine hoeveelheid nabootsingskrachten over, die ze niet gebruikt hebben. Dat kan men dan aanspreken, als men hun iets aanbiedt dat waard is om nagebootst te worden.

Het doel van deze Bloem-Staf oefening:

Er waren verschillende uitgangspunten voor deze oefening:
1. Het is een soort Mercuriusstaf. Dr. Enst Lehrs noemde dit een beeld van de etherische ruggengraat.
2. Het is een lemniscaat of een "8". Dat is het beeld van het astraallichaam dat indaalt in het fysieke lichaam.
3. De oefening ontstond in de praktijk, op basis van ideeën van de antroposofie. Ik wilde eerst dat de kinderen gewoon een mooie lemniscaat tekenden (een "acht" die je mooi maakt).
4. De Bloem-Staf is ook een imaginatie van hoe dat de stromingen van etherlichaam en astraallichaam werken in de linker en de rechter lichaamshelft van de mens, boven en beneden de taille.
5. Het is ook het beeld van de beweging van de zenuwbanen van de ogen naar de visuele cortex in hersenen (de occipitale cortex) en een beeld van hoe de etherstromen in vroeger tijden werkten in de opbouw van de hersenen. De hersenen en zenuwen zijn immers gemetamorfoseerd licht.



We proberen met de Bloem-Staf oefening een beeld te verkrijgen van hoe het astraallichaam van het kind instaat is om het objectieve beeld van de waarneming (visueel, maar ook auditief) te verwerken. Kan het wat buiten is naar binnen brengen, en kan het weer reproduceren wat het heeft waargenomen. Het astraallichaam (de lemniscaat) brengt de waarnemingen naar binnen, het IK (de rechte lijn) drukt de waarnemingen af in het geheugen (= het etherlichaam). Kan het kind bijvoorbeeld een woord op het bord lezen, onthouden en daarna opschrijven, of verstoren de daarmee gepaard gaande convexe en/of concave spiegelingen het waarnemingsproces, doordat zij niet in het onbewuste plaatshebben maar in het wakkere bewustzijn omhoog komen en daar desoriëntatie veroorzaken.


Er zijn drie plaatsen om op te letten bij de diagnose: boven midden onder:
Een kind dat doorgaat op de plaats waar de lerares gestopt is en dus voort tekent van beneden naar boven. Interpretatie: de bewegingsimpuls gegeven aan en opgepakt door het astraallichaam gaat door, blijft doorstromen. Het Ik heeft er geen greep op en kan het niet stoppen. Het kind beleeft geen verschil tussen links en rechts.
Een kind dat de bloem boven sluit, zelfs nadat men gezegd heeft "en nu laten we ze open". Interpretatie: dit is een soort doofheid.

Opmerking: Door deze diagnostische tekening als oefening te doen kan men een bepaalde heilzame ontwikkeling tot stand brengen. Dan is het daarna niet meer als diagnostisch middel te gebruiken. Zelfs bij de eerste keer, tijdens `de eerste les` kan dit effect al optreden en kan de tweede tekening van de drie kan beter zijn dan de eerste.

"Gaten in het onderste deel".
Interpretatie: in het onderbewustzijn kunnen de stromingen vanuit de zintuigen niet samenkomen. De visuele zintuigindrukken worden moeilijk afgedrukt in het geheugen dat is in het stofwisselingsgebied van de ledematen, auditieve zintuigindrukken kunnen maar moeizaam worden afgedrukt in het geheugen, dat is in het stofwisselingsgebied van het hoofd.
Opmerking: men moet deze dingen in hun geheel interpreteren, leren lezen, en bijvoorbeeld vergelijken met andere kinderen. Dan valt op dat er bepaalde dingen steeds terug komen.
Deze haakvormige onder uiteinden vindt men bij kinderen met karakterproblemen ("maladjusted children"). Ahriman in Rudolf Steiner beeldengroep de 'Mensheidsrepresentant" in het Goetheanum heeft zijn handen op deze manier. Het duidt op een verharding in het etherische.
- Een kant is langer dan de andere Dit is ook weer een fysiek probleem: het ene been is langer dan het andere, de heup staat scheet, bijvoorbeeld als gevolg van een val, de ruggengraat heeft een afwijking enz.



Algemene opmerking tussendoor: elk onderzoek van ´De Eerste Les´ (de “assessment”) kan ook als oefening gebruikt worden, behalve de "Kruistekening" blz. 44’ en de "Oog kleurvoorkeur" (Blauwe Maan & Rode Zon blz.69)



Gaat het kind bij deze vormtekenoefening kleine rollende oogbewegingen maken, dan is er meestal sprake van problemen in het vestibulaire systeem (evenwicht), Het kind heeft evenwichtsoefeningen nodig en -vergeet die niet en sla dit niet over- oefeningen op de grond, zoals de ‘Dierentuin’ (= Ontwikkelingoefeningen, EL blz.128).

2. "Kruistekening" (Cross Test)

Achtergrond
Bestudeert men werken van kunstenaars uit de Renaissance, die bv. Madonnabeelden schilderden, dan kan men uit de symbolen die ze gebruikten de initiatiegraad afleiden die hadden deze kunstenaars bereikt. Bij de studie van de biografie van de 12 apostelen (Leonardo da Vinci) ontdekt men dan het volgende: Andreas, die op een X vormig kruis gekruisigd werd, groef altijd putten, waar dan "levend" water uitkwam. Dit is een beeld van het etherische. X is dus een etherkruis. Sint Joris (+ kruis) overwon de draak. Het lichaam van de mens is een draak. (vgl. Johannes Tomasius in de Mysteriedrama's van R. Steiner.)

Wat kan men uit de test halen:
-Kan het kind een kruis maken?
-Aan welke kant van de lijn tekent het kind het kruis?
-Kan het de middellijn (vertikaal/horizontaal) kruisen?
-Welke verhouding heeft het kind tot het kruis?
-Welk kruis tekent het?
-Soms ziet men dat het kind het kruis vanuit een heel andere richting tekent, bijvoorbeeld van onder naar boven en van rechts naar links, of bij het diagonale kruis van onderaf.

of

Daarin ziet men dan weer het beeld van de krachtenstromingen (uit de 1909 voordrachten), die in het lichaam van het kind werken. Ditzelfde ziet men dan in andere testen (bv. de "Bloem-Staf").

Wat zegt dit nu over het kind?
Ofwel is dan het astraallichaam te sterk inwerkend (wanneer het kind van onderaf naar boven tekent), ofwel het etherlichaam is een te sterke zuigende kracht.

ALGEMENE OPMERKING: Ik (A.Mc.A.) wil er de nadruk opleggen dat we voor al deze fenomenen geen concrete antwoorden hebben en dat het ook niet goed is die te hebben en kinderen meteen te labelen, dat we zelf al te gefixeerde ideeën te hebben over een kind. Je moet altijd op een open manier naar het kind kijken en alles vergelijken met de andere oefeningen, die je doet. Je moet een hele reeks fenomeen verzamelen en deze dan samenbrengen met je ervaring.


3. De Spot Check (= "Oog-kleurvoorkeur" en "Huis-Boom-Mens-tekening")

Doel van dit onderzoek:
Dit is een klassikaal onderzoek om betrekkelijk snel te ontdekken welke kinderen speciale hulp nodig hebben. Dit onderzoek doet men in de 2e klas en kan men herhalen in de 6e klas (wanneer de kinderen incarneren tot in het beenderelement, skelet).

Praktische gang van zaken:
Een paar velletjes A4 papier voor elk kind
Naam op de blaadjes papier, in de door de leerkracht bepaalde hoek (zodat het blad in de door hem gekozen richting ligt).
Instructie: teken een Blauwe Maan en een Rode Zon.
Andere blad
Klap spring tel oefening, zitten en meteen erna de Huis-Boom-Mens tekening.
De instructie:
Maak een tekening en daarop moet in ieder geval staan: een Huis, een Boom en Mens. Je mag er verder bij tekenen om het mooi te maken: (Men geeft de kinderen alle kleuren, dus ook zwart, bruin en wit.) Na 20 à 30 minuten haalt men de tekeningen op.

Men verdeelt de tekeningen in 3 groepen:
1. goed
2. extra onderzoek nodig
3. behandeling nodig.

Achtergrond
Het kind geeft in de Huis Boom Mens tekening een beeld van het lichaamsschema. Het is geen fantasietekening, want het element van de fantasie wordt naar de achtergrond gedrukt door de klap spring tel oefening. Het kind drukt in beelden dat uit waarmee het zelf "uitgedrukt" is. Denk hierbij aan wat Rudolf Steiner zegt in‘Algemene Menskunde': de cerebrospinale vloeistof loopt door de ruggengraat tot in het hoofd, rondom de hersenen. De gewone wetenschap heeft egvonden dat vanuit de dermatomen een beeld van het gehele lichaamsschema op de thalamus wordt geprojecteerd. Alle zintuigen (behalve de reuk) gaan door de thalamus. De thalamus is dat deel van de hersenen dat de indrukken van buitenaf opneemt.
In deze tekeningen ziet men ook het temperament niet naar boven komen. Het individuele element van de persoonlijkheid is naar de achtergrond gedrukt, maar de archetypische elementen die horen bij de structurele fysieke ontwikkeling komen naar boven.

3. Andere Vragen

Relatie tussen het werk met de Extra Les en heileuritmie (euritmie therapie)? Waarom kan de heileuritmie niet dezelfde resultaten hebben?

Extra Les doet hygiënische oefeningen zoals de bal en de staafoefeningen. Het zijn pedagogische oefeningen die tot doel hebben een eventuele ontwikkelingsachterstand in te halen en het kind tot leren te brengen, leren te leren. Heileuritmie (euritmie therapie) werkt op de constitutie, die gerelateerd is aan de persoonlijkheid. Het is eigenlijk voor constitutie zwakte of ter ondersteuning bij ziekte. Het is dus wel heel nuttig dat euritmie therapeut en Extra Les lerares nauw samenwerken.
Bij vele kinderen is liet lichaam niet voorbereid voor euritmie (euritmie therapie) Jean Hunt, een heileuritmiste constateerde dat en ontwikkelde een serie bewegingsoefeningen gebaseerd op de staafoefeningen, die Rudolf Steiner voor de pedagogische euritmie heeft gegeven en welke trouwens ook het concept van de geestelijke stromingen uit de 1909 voordrachten als basis hebben. De oefeningen werden gepubliceerd in “Move in Time" (Ned. Vertaling: ‘Stap Voor Stap’)
Het is mogelijk om prachtig euritmie maar daarbij te bewegen op een corticaal leer niveau, d.w.z. dat je de bewegingen te veel met je wakkere bewustzijn moet coördineren. De controle over het lichaam en zijn bewegingen, positie in de ruimte, evenwicht enz. moet op een onbewust niveau worden gecoördineerd. Dan kunnen hogere corticale niveaus gebruikt worden voor complexe leerprocessen.
Is dat niet het geval, gaat de werking van de euritmie dan tot diepere lagen in je lichaam? Zo kan bijvoorbeeld een intellectueel begaafd kind euritmie prachtig doen vanuit zijn bewustzijn, maar dan "zakt" het niet in zijn lichaam, m.a.w. Dat helpt dan niet, of de werking drukt zich onvoldoende in het lichaam af en het kind is na enkele weken weer in de zelfde situatie.

dinsdag 26 januari 2010

De Stromingen van de Aarde en van de Mens

Voordracht door Audrey McAllen
Zondagavond 3 mei 1987
Brugge, België


In 1909 hield Rudolf Steiner vier voordrachten over "Antroposofie" (gepubliceerd in GA 115). Het grootste deel van deze vier voordrachten sprak hij over de zintuigen en hoe de wezensdelen van de mens daarin actief zijn en hoe de zintuigindruk in de mens binnenkomt. In de derde en de vierde voordracht (van 26 en 27 oktober 1909) sprak Rudolf Steiner over de manier waarop het ruimtelijke lichaam van de mens wordt gevormd door geestelijke stromingen. Hij sprak ook over hoe diezelfde geestelijke stromingen het lichaam van de aardeplaneet hebben gevormd en over de geestelijke wezensdelen in verband met de verschillende windrichtingen en de migratie van de mens over de aarde. Rudolf Steiner maakte zijn inzichten ook concreet door de richtingen te verbinden met de schrijfrichting in de handschriften in het oosten en westen en over de verschillende kwaliteiten van culturen welke van links naar rechts of van rechts naar links schrijven.

Toen ik (Audrey McAllen) mijn opleiding deed tot Waldorflerares kregen wij les van Elly Wilke. Elly Wilke was euritmielerares in de eerste Waldorfschool in Stuttgart. Rudolf Steiner had haar o.a. de opdracht gegeven om muzikale improvisaties te doen voor euritmielessen en heeft daarvan later een boekje gepubliceerd met methodische aanwijzingen (‘A New Approach to Piano Improvisation’). Elly Wilke vertelde ons, dat de inhoud van deze voordrachten uit 1909 de ware psychologie vormde, die evenwicht kon brengen tussen Freud, Adler en Jung. Toen ik later door Dr. Norbert Glas, de schoolarts van de Wystones Waldorf School in Gloucester, gevraagd werd om te gaan werken met kinderen, die leerproblemen hadden, begon ik opnieuw met deze voordrachten te bestudeerden. Zij vormden voor mij het fundament waarop 'The Extra Lesson’ uiteindelijk is gebouwd.

In de voordrachten vertelde Steiner over de bewegingszin, het zintuig waarmee de mens zijn eigen bewegingen waarneemt. Rudolf Steiner legde uit dat het astraallichaam zich in een andere richting beweegt dan het etherlichaam en het fysieke lichaam. Het astraallichaam maakt de tegenbeweging. Zo krijgt men een soort "krachtenparallellogram". Ik (A.McA.) onderzocht hoe die "bewegingswetten" werken bijvoorbeeld bij het lopen (stappen), bij het tekenen, in het trekken van geometrische lijnen in het vormtekenen.

Wanneer Rudolf Steiner spreekt dan ook over de vorming van de aarde en van de mens, zegt hij dat de geestelijke krachten die het noordelijk halfrond vormden, dezelfde zijn als de krachten die de linkerzijde van het menselijk lichaam vormden. Het noordelijk halfrond heeft de grootste landmassa, terwijl het zuidelijk halfrond voor een groot gedeelte bestaat uit oceanen. De stroming die het noordelijk halfrond en de linker lichaamhelft van de mens heeft gevormd, is de stroming van het fysieke lichaam. De geestelijke krachten van het zuidelijke halfrond zijn dezelfde als de krachten die in de rechterzijde van het menselijk lichaam werken. Dit is de stroming van het etherlichaam. De krachten van het astraallichaam werken van beneden naar boven.
De krachten van het IK werken van boven naar beneden.
Van het astraallichaam stroomt één deel van de krachten omhoog en blijft in die richting doorstromen. Een ander deel splitst zich in krachten, die stromen van voor naar achter en die het gewaarwordingslichaam vormen en een andere stroming van krachten welke stroomt van achter naar voor. Dat is de stroming van de gewaarwordingsziel.
Van boven naar beneden stroomt de stroming van het Ik. Van het hoofd naar de voeten. Het "Ik" brengt alles tot een geheel. Er ontstaat een diagram van krachten, dat Rudolf Steiner op het bord tekent.

Men kan die stromingen ook tekenen in de vorm van een kubus. Die is gepubliceerd in het boek "SLEEP" (zie blogarchief of labels) en daarin ziet men de geestelijke stromingen in de mens en de stromingen van de aarde samengebracht. Het is namelijk zo dat de mens alleen op aarde een Ik-bewustzijn kan ontwikkelen, d.w.z. alleen wanneer hij op de fysieke aarde geïncarneerd is. De stromingen in de mens en de stromingen in de aarde moeten dus met elkaar in relatie gebracht worden. Op een andere manier gezegd: in de kindertijd moet het kind leren op aarde thuis te raken. Het moet leren zijn wezensdelen invoegen in de wezensdelen van de aardeplaneet. De hele ontwikkeling van de zintuigen en de bewegingsmogelijkheden -dus eigenlijk de senso-motorische ontwikkeling- kan men zien als een leren invoegen van de ziele-geest in de wetmatigheden van de aarde.

Nu merken leraren dat kinderen bij het schrijven en/of het lezen letters omkeren, letters spiegelen. Bestaat een verband met deze stromingen?
De linkerzijde van het lichaam (de stroming van het fysieke lichaam) is op de Oude Saturnus aangelegd, de rechterzijde (de stroming van het etherlichaam) op de Oude Zon. De rechterzijde is twee maal zo sterk dan de linkerzijde. Er is dus een asymmetrisch element aanwezig. De lichaamshelft die het meest de krachten van het etherlichaam vertegenwoordigt, is het meest beweeglijk, is meer flexibel. Daarom heeft de mens als oerbeeld een voorkeur voor de rechterzijde.

Wanneer we van hieruit kijken naar de beweging van de mens, dan zien we volgende basisbewegingen. De armbeweging van de rechterarm is met de wijzers van de klok mee (het astraallichaam in de bewegingszin beweegt dan tegen de wijzers van de klok in) De archetypische beweging van de linkerarm is tegen de wijzers van de klok (het astraallichaam beweegt dan met de wijzers van de klok mee).
Beneden de taille gebeurt het omgekeerde. Hoewel men zich in een rechte lijn voortbeweegt, bewegen bij het lopen (het stappen) de benen en de voeten licht naar de middellijn toe: de linkervoet met de klok mee, de rechtervoet tegen de wijzers van de klok. Dit is dus de perfecte spiegeling van de beweging van het astraallichaam in de armen. Het zijn de archetypische bewegingen van de linker en rechter ledematen bij de voortbeweging. Bij dieren en bij kruipende kleine kinderen kan men deze oerbeweging ook zien in de voorpoten, de armen. De benen zijn geïntegreerd in de zwaartekracht, met de armen heeft de verticale mens zich bevrijd van de zwaartekracht. Deze bewegingen zijn iets dat bestaat in onze eigen structuur.

archetypische bewegingsrichtingen van de mens

Bij de aarde is het zo dat de noordelijke lucht- en waterbewegingen in de richting van de wijzers van de klok draaien en die in het zuidelijk halfrond tegen de wijzers van de klok in. Ze zijn dus uitdrukking van de bewegingen van het astraallichaam, maar dan van het astraallichaam van de aarde.

In de klas zien we dat op de volgende wijze weerspiegeld. Als we de letter "n" schrijven, dan schrijven we de gebogen lijn met de wijzers van de klok mee. Schrijven wij een letter "u" schrijven we die tegen de wijzers van de klok in. In het schrijven van gebonden schrift maakt de mens afwisselend bewegingen met de wijzers van de klok mee of tegen de wijzers van de klok in.


Bij het schrijven worden niet alleen de spieren van de hand, maar tegelijk wordt het hele spiersysteem van de mens aangesproken. Het handschrift maakt ons tot totale mensen.
In vrijescholen (Steinerscholen) begint men in de 1e klas met het tekenend schrijven van de kapitalen, hoofdletters. Door het leren schrijven van het lopend schrift (meteen in de 2e klas) verdwijnen de omkeringen bij het schrijven. De klassenleraren moeten dus vermijden om de kinderen na de kapitalen ook nog te laten schrijven met kleine drukletters. Dat heeft geen enkel doel en we ontnemen de kinderen een zelfcorrigerend element, zeker noodzakelijk voor die kinderen die nog omkeringen maken.
Wat vaak gedaan wordt in vrijescholen (1e klas: grote drukletters – 2e klas: kleine drukletters – 3e klas: lopend schrift) berust op een grote vergissing. Elly Wilke (zie boven) waarschuwde ons er al toen voor niet in deze valkuil te trappen. Als je Steiners voordrachten in ‘OPVOEDKUNST, methodisch didactische aanwijzingen’ (GA 294) leest die hierover gaan (o.a. de 13e voordracht), merk je dat Rudolf Steiner niet bedoelt dat je de kleine drukletters apart moet leren schrijven. Hij gebruikt een terminologie die stamt uit de kalligrafie. Het Gotisch schrift moest destijds, van staatswege in de Duitse scholen aangeleerd worden. Tijdens en na de oorlog kwamen er meer en meer leraren zonder antroposofische achtergrond. Zij gingen kleine drukletters gebruiken. Anderen namen die gewoonte over van een Amerikaanse, die kleine drukletters ontwikkeld had. Voor dyslectische kinderen is het dus rampzalig in kleine drukletters te leren schrijven, want men kan dat later moeilijk corrigeren. Men moet overgaan van tekenend schijven met de kapitalen naar lopend schrift. In de 1e klas blijft men tekenend schrijven - schrijvend tekenen. In de kapitalen recapituleren we de ruimtelijke ontwikkeling van de eerste zeven jaar, in de drie dimensies boven-onder, links-rechts en voor-achter.
Daarna ontwikkelt men in klas 2 (groep 4) meteen vanaf het begin van het schooljaar het lopend schrijft, d.w.z. het echte schrijven. In het schrijfschrift kan men opnieuw de archetypische bewegingsmogelijkheden van de mens ontdekken: rechte lijnen -verticaal, horizontaal, diagonaal- en de gebogen lijnen linksom en rechtsom. De tweedeklasser is al zover ontwikkeld dat hij de beweeglijkheid kan opbrengen om deze letters te leren schrijven.
De kleine drukletters heeft men voor het schrijven helemaal niet nodig. En uit het zelf schrijven ontwikkelt zich het lezen. Je kunt de kinderen de kleine drukletters eenmaal laten zien, niet schijven misschien één keertje overtekenen. De meeste kinderen kennen deze letters toch wel en herkennen ze bij het lezen.

Kinderen zeggen graag het alfabet. Men leert het hen schrijven als één lang woord:
Men leert ze schrijven. Dan gaat het in het onbewuste over.
Daarna laat men het alfabet opsplitsen in kortere sequenties, onder de vorm van een spelletje: "een hoeveel letter woord zullen we gebruiken?" "5 letters!" Dan schrijft men:

(Men herhaalt telkens de laatste letter: zo is er geen onderbreking van de beweging)

Zo krijgt men een goede handschriftstroom. Men laat de snelle kinderen andere woordlengten kiezen: "hoeveel letters?" vist? "zoek zelf de woorden!" (abcdefgh, hijklmo, enz... ) Zo oefent men het lopend schrift, enkel voor het plezier van het mooi schrijven, zonder dat men aan de spelling moet denken. het belangrijkste is van de stroom van het schrijven in het lichaam te krijgen.

De bewegingen met de wijzers en tegen de wijzers van de klok vind je overal terug: in de lemniscaatvorm, bijvoorbeeld, in de 'Flowforms, The Rhythmic Power of Water' van John Wilkes. In Flowforms wordt water wordt door vormen geleid en in beweging gebracht, zodat kosmische krachten er maximaal in kunnen werken en zo het water "zuiveren".
In het boek 'Colour' van Liane Collot d'Herbois *), worden de bewegingen van licht, duisternis beschreven zoals men o.a. kan waarnemen bij de kleuren van de zonsopgang en zonsondergang. Het zijn archetypische fenomenen die allemaal een uitdrukking zijn van een geestelijke realiteit. Willen we kinderen met schrijfmoeilijkheden helpen dan kunnen we dit doen door deze oerbeelden terug op te roepen, zodat ze hun weg naar hun lichaam kunnen vinden. In de voordrachten 'Die Welt als Ergebnis von Gleichgewichtswirkungen’ (in GA 158) zegt Rudolf Steiner dat de verschillende stromingen een kubus vormen die de echte vorm van de mens is. Als men in de geschiedenis terug gaat, waar zie je dan deze kubusvorm fysiek als gebouwen verschijnen? De Tempel van Jeruzalem was gebouwd als een rechthoek, maar het Heilige der Heilige had de vorm van een perfecte kubus. De Joden moesten één maal per jaar naar de Tempel gaan. De tempel, deze kubus, diende als ‘schaal’ om de Geest van het Wereldal te ontvangen. Als de Joden dan in de tempelruimte binnen waren, werkten die kosmische krachten op hen in. Hun lichamen waren nog zo perfect gevormd, dat ze daardoor de Geest van het Wereldal -dat is Christus- in zich konden opnemen. Johannes de Doper bracht de bewustzijnsziel tot de hoogste ontwikkeling. Daardoor kon hij Christus dopen. Christus heeft dit door de erfelijke doorgegeven Joodse lichaam perfect kunnen omvormen tot zijn eigen werktuig. Wat in die vroeger eeuwen voorbereid was, blijft zich verder ontwikkelen, tot in het Michaël tijdperk. De "oude Adam" valt weg (het fysieke lichaam, het erfelijkheidslichaam), de "nieuwe Adam" moet geboren worden. Dat wordt gerepresenteerd door de vorm van de nieuwe kubus. Een nieuw archetype moet geboren worden. Dr. F. W. Zeylmans van Emmichoven schrijft in zijn boek ‘De Grondsteen’:
"Deze meditatie is de exacte vorm voor de psychologie, de fysiologie en de anatomie van de nieuwe mens, het nieuwe lichaam dat moet komen". Dit is de structurele mens. Rudolf Steiner heeft deze kiem in ons cultuurtijdperk gegeven. We kunnen deze kiem in ons innerlijke meevoeren door de volgende zeven tijdperken heen, tot de Aartsengel Michaël opnieuw Tijdgeest is en erop kan voortbouwen." We moeten hierover mediteren.

*) Liane Colllot d'Herbois:
'Licht, kleur en Duisternis' Colour - deel 1
'Kleuren in de atmosfeer' Colour - deel 2