maandag 27 september 2021

Oefeningen voor de hand


Het lijkt steeds vaker voor te komen, dat kinderen moeite hebben om een potlood of een pen met de goede pengreep vast te houden. Het vermoeden bestaat dat een van de redenen is, dat kinderen in hun eerste levensjaar tegenwoordig te weinig de gelegenheid krijgen om te kruipen en daarmee de aangeboren Palmar-grijpreflex te integreren. Kleintjes brengen veel tijd door in wipstoeltjes, Maxi-cosi's, worden te lang rechtop in een draagzak rondgedragen, brengen te weinig plat liggend op een kleed de grond, of in de box door.
De Palmar-grijpreflex is een primitief bewegingspatroon, waarmee het kleintje de handjes tot een vuist maakt. Wanneer er een voorwerp in de handpalm van een baby-tje wordt geplaatst en druk op de handpalm wordt uitgeoefend, buigen de vingertjes in een vuistje rond het voorwerp. Wanneer het kleintje op de buik ligt en zich gaat opduwen, of wanneer het enige tijd later begint te kruipen, dan moeten de handjes plat op de grond worden gezet en daarmee wordt een nieuw patroon aangelegd, omdat de vingertjes de gewoonte van het buigen 'afleren'.

Het op een krampachtige manier vasthouden van een potlood of een pen kan veroorzaakt worden doordat er resten van dit primitieve bewegingspatroon nog aanwezig zijn. 
Spanning in de schrijfhand kan ook veroorzaakt worden, doordat de fijne motoriek van de hand en vingers nog onvoldoende is aangelegd. Het kind probeert dan te schrijven met de hand, terwijl de bewegingsimpuls en de coördinatie van uit de schouder of bovenarm komt.
Voor leerlingen in klas 1 (groep 3) zijn voorbereidende oefeningen als deze 'Ontwikkelingsreeks als voorbereiding op tekenen en schrijven' aan te raden.


Het is aan te raden om meteen vanaf het begin van de eerste klas (en misschien tegenwoordig ook al in de kleuterklassen) te kijken bij welke kinderen dat zichtbaar is en iets te doen. Vanzelf gaat het niet over, want dat had al in het eerste levensjaar moeten gebeuren.

De duim en de wijsvinger zijn hele goede vrienden. Zij maken samen een mooi kringetje. Lange Jaap de middelvinger mag ook meedoen en de duim vasthouden. Samen maken zij een clubje van drie. Maar de ringvinger en het kleine pinkje mogen samen op de tafel rusten en de hele hand dan dragen.

Strek je vingers een recht en lang uit. Zie je dat Lange Jaap de middelvinger een stukje uitsteekt aslof hij een boekplankje maakt? Op dat langere plankje mag het potlood liggen. Buig je vingers maar een beetje en leg het potlood op je hand en op het boekenplakje. Nu maken duim en wijsvinger het kringetje weer dicht. Zo houd je het potlood vast. 

Aanleren van goede gewoontes is een kwestie van volhouden: elke dag, ieder moment, jaren lang. Eersteklasleerkrachten moeten niet opgeven. 'Dear old' Else Göttgens raadde collega's aan om tijdens de schijflessen rond te lopen en de kinderen te waarschuwen, dat zij misschien zomaar ineens het potlood uit de hand zou kunnen pakken. Als het lukte was het goed, hield een kind het potlood te stijf vast, dan lukte het niet.
Het beste gaan de kinderen hierin mee, wanneer je zo iets met plezier en in een beeld brengt: 'Er loopt een kabouter door het bos, die allerlei takjes zoekt om het tuinhekje om zijn kabouterhuisje te maken. Bij iedere boom trekt hij aan de twijgjes om te kijken of ze los zitten. Vastzittende twijgjes kan hij niet gebruiken.'
(Verzin alsjeblieft een beter verhaal, want dit is matig.)





Uiteindelijk geeft een goede pengreep de minste inspanning bij het schrijven. Het is de moeite waard om er als maar aandacht aan te besteden, zonder zuur en nuffig te worden en kinderen het gevoel te geven dat zij falen, natuurlijk. Uiteindelijk is het 't lichaam dat deze reactie teweeg brengt, niet het kind zelf.

Een oplettend oog kan ook bij andere gelegenheden zien dat er in een hand nog resten van vroege bewegingspatronen aanwezig zijn. De foto hieronder is genomen tijdens het oefenen van een toneelstukje.


De vingers van zijn linkerhand krullen op, bij zijn rechterhand is de duim helemaal naar achter gedraaid, zodat ook de rechter handpalm van dit kind niet op de grond komt.

Hieronder een aantal oefeningen om te doen met de klas of individueel. Kies een aantal voor op het dagelijkse repertoire, en houd dit een week of acht vol. Ingesleten gewoontes veranderen niet zo makkelijk.
De oefeningen zijn technisch beschreven. Zoals hierboven al aangegeven werkt een beeld erbij veel beter, zodat de kinderen gestuurd en gemotiveerd door een voorstelling op hun eigen niveau mee kunnen doen en het allemaal geen 'trainen' wordt.

Oefeningen met je HANDEN:

1. Jezelf opdrukken:
Ga met je billen of je bovenbenen op je handen zitten met de handpalmen omlaag, duim naar achteren: Druk met je handen omlaag zodat je lichaam omhoog komt; Terwijl je jezelf met de handen opdrukt komen je voeten van de vloer zodat het gewicht van je lichaam helemaal door de handen wordt gedragen. Je kunt misschien een beetje schommelen. 

(Kijken hoelang je het volhoudt)


2. Ezelssprongen:
Voorover gebogen staan met je handen op de zitting van de stoel of kruk. Met twee voeten tegelijk maak je een sprong omhoog, als een ezel die naar achteren omhoog schopt. Het hoofd omlaag houden en eventueel onderlangs naar achter kijken.
(Tussen de benen door naar de 'onderste-boven-wereld' kijken is sowieso een goede oefening voor het stimuleren van de halfcirkelvormige kanalen in het binnenoor = evenwichtsorgaan).

3. Handen overtrekken
Leg je hand plat op een A3 papier, trek de buitenkant van de hele hand over links met blauw en rechts met rood. Kleur de handen in (eventueel met gebruik van arceertechniek).

4. Handje drukken:
Houd je handpalmen tegen elkaar, de onderarmen horizontaal, ellebogen naar opzij; duw je handen nu stevig tegen elkaar en laat de ene hand winnen en daarna de andere waardoor je heen en weer steeds de verticale middenlijn passeert.

5. Vingertje-trek-wedstrijd:
Je twee wijsvingers haken voor de verticale middenlijn in elkaar, ze zijn gebogen. Nu trekken. Daarna de twee middelvingers enz.

6. Schakelketting:
Maak met Je duim en de wijsvinger een dichte cirkel - een schakel van de ketting. Doe dat ook met je andere hand en haak de twee schakels in elkaar.  Je ellebogen zijn uitgestoken en de onderarmen horizontaal. Nu zijwaarts trekken.

7. Schrijfhandschoenen:
Voor je gaat schrijven doe je eerst je onzichtbare schrijfhandschoenen aan. Je wrijft langs alle vingers van de vingertop naar omhoog, -masseer ze maar een beetje, alsof je de handschoen strak aan moet doen -  Dan wrijf je over je hand, je pols en je onderarm. Het is een deftige en lange handschoen helemaal tot aan je elleboog.

8. ‘Drukmassage’ van armen en handen:
Strek een arm en begin met je andere hand in die arm te knijpen, wrijven van alle kanten. Bij de bovenarm beginnen, langzaam zakken, de spierbal, de elleboog, dan de onderarm, pols, de hand en dan alle vingers apart.

Klaar, dan de andere arm.


9. Een hangbrug tussen de tafels:
In een gangetje tussen de tafels (gewoon de rijen zoals opgesteld in de klas) steeds met je handen op de tafels drukken, je benen van de grond optillen en opgedrukt even blijven hangen. Een paar stappen doorlopen naar de volgende plek en daar duw je jezelf weer een keer op. Ga zo (eventueel) tussen alle tafels door.

10. Lopende Spin:
Leg je onderarm op de tafel, begin met de rechterhand rechts. Je hand is in een vuist. Steek je pink uit, strek hem en laat je hand open gaan terwijl hij op de pink rust. Je hand wordt wijd totdat de duim op de tafel komt, de handpalm plat. Dan gaat je hand weer omhoog, hij staat op de duim en sluit zich tot vuist. Laat de ‘spin’ zo naar rechts een flink eind over de middenlijn lopen. De spin kan ook terug lopen. En dan mag de andere hand hetzelfde proberen.

11. Duimen draaien (water scheppen uit de waterput)

Maak met je rechter duim en wijsvinger een rondje (vingertoppen tegen elkaar); houd dat rondje horizontaal: Het is een waterput. Laat je duim los om water te gaan putten. Je duim gaat eerst naar onder, dan aan de binnenkant komt hij omhoog met water; vervolgens draait je duim bovenlangs over je wijsvinger heen en buitenom weer naar beneden voor de volgende schep water.
Doe het dan met de linkerhand.
De rechter duim draait zo tegen de klok in om je rechter wijsvinger, de linker duim draait met de klok mee om je linker wijsvinger,

12. Bolletjes bijenwas Rollen
Kleine hoeveelheden bijenwas onder je handpalmen over het oppervlak van de tafel rollen. (integreren van de palmar reflex). Rechterhand draait met de klok mee, de linkerhand tegen de klok in, zoals je de schoolslag zwemt

13. Rol bijenwas, koperen knikkers of een andere kraal tussen de handpalmen.

14. Kleine kraaltjes of erwten tussen duim vingertoppen rollen (zoals je een viesje van je vinger probeert af te rollen. Ik schrijf hier niet wat voor een viesje. Dat mag je zelf bedenken. Gatsie)
Eerst tussen duim en wijs- + middelvinger; dan tussen duim + middel- + wijsvinger, tenslotte tussen duim + wijs- en pink.

15. Kubus over de vingers rollen. Maak een kubusje van bijenwas, of neem een dobbelsteen. Leg die op je recht vooruit uitgestrekte vingers, tussen de wijs- en middelvinger. Probeer nu of je het kubusje naar de volgende vingers kunt laten rollen, door je vingers te bewegen. (Niet je hele hand). En dan van de pink weer terug.  

16. Vingers lopen over een koperen staaf (houten stok mag ook)
Je houdt de staaf verticaal vast onderaan de punt. De staaf is hoog. Langzaam laat je je vingers er overheen lopen, zodat de staaf zakt.
Daarna probeer je op eenzelfde manier de staaf weer naar boven te werken. Eerst met de ene hand. Daarna hetzelfde trucje met de andere hand.

17. Peper en zout op een koperen staaf (houten stok mag ook)
De staaf (stok) houd je horizontaal in twee handen vast, ongeveer op schouderhoogte. Je duimen zijn onder, je vingers staan erop.
Om de beurt til je één vinger op en zet hem weer terug.
Wanneer het lukt kun je erbij spreken.
Pe-per - en - zout (duim, wijs-, middelvinger - pink)
Pe-per - en - zout (pink - middel-, wijsvinger - duim)
Een ander versje of liedje mag natuurlijk ook.