I. ’De Krabbeloefening’ - Scribble Whirl
(zie De Extra Les blz. 162-163)
Geef de leerlingen een groot vel papier – zo groot dat hun hand ver naar voren en zijwaarts kan bewegen. De leerlingen houden één, twee of drie krijtjes in de hand, in de ‘Cross Palmaire’ greep - in een vuistje. De tekenbeweging komt vanuit de schouder.
Laat een rechthandig kind met een inwikkelende spiraalbeweging (tegen de klok in) krabbelen; het linkshandige kind werkt met de klok mee.
Men kan het papier op de tafel vast tapen, beter is om de leerlingen te leren met de niet-dominante hand het papier vast te houden.
De leraar moet voortdurend op de zithouding letten en deze corrigeren (voeten naast elkaar onder de tafel, stoel recht achter de tafel).
II. 'De Ruitenwisser’
Bij deze tweede oefening herhalen we een populair motief uit de kleuterklas-leeftijd. Het lijkt erop dat aan het verdwijnen is, dat kleuters dit spontaan tekenen. Vandaar dat we het nu als motief kunnen oefenen in een eerste klas (groep 3), net zoals touwtjespingen vroeger een gewoon kinderspel was en nu op school aangeleerd moet worden.
Bij het tekenen van dit motief beweegt het kind het krijtje vanuit de elleboog.
Onderarm en hand ‘vegen’ heen en weer over de tafel, zodat ook de tafel wordt gevoeld. De elleboog rust als scharnierpunt op de hoek van het papier.
Met het krijtje produceer je een boog.
Het papier kan worden gedraaid zodat vanuit elke hoek een serie bogen kan worden gekleurd.
Kinderen vinden het leuk om in het opengebleven midden een kleine tekening te maken.
Alle kleuren zijn toegestaan. De leraar let voortdurend op de zithouding en corrigeert die (Voeten naast elkaar onder de tafel, stoel recht achter de tafel).
Linkshandigen mogen hetzelfde doen vanuit de linker benedenhoek.
III.‘Golfjes’
We gebruiken nu een kleiner formaat papier en beginnen opnieuw met de ‘Ruitenwisser’.
De elleboog blijft als scharnierpunt functioneren, de arm en de hand ‘vegen’ nog steeds over de tafel, maar de kinderen maken nu door middel van bewegingen met de vingers een golflijn onder en boven de gebogen lijn. Ze kunnen heen en weer over de golflijn gaan.
De andere hand houdt het papier vast. De leraar loopt door het lokaal en corrigeert de zit- en schrijfhouding waar nodig.
Het papier kan gedraaid worden om het motief opnieuw te tekenen.
IV.‘Krullen’
We beginnen opnieuw met de ‘Ruitenwisser’.
Nu maken we krullen boven de gebogen lijn. Die krullen draaien tegen de klok in.
Onderaan beginnen en langzaam naar boven tekenen. Steeds opnieuw onderaan beginnen en nu niet terug gaan bij het tekenen, want we oefenen zo alvast de schrijfrichting (rechtshandige kinderen).
Dan tekenen we krullen onder de gebogen lijn. Deze draaien met de klok mee.
Linkshandige kinderen doen het patroon in spiegelbeeld. Zij oefenen hierbij dus nog niet de schrijfrichting.
V.‘Veren’
We beginnen opnieuw met de ‘Ruitenwisser’.
Nu tekenen we kleine rechte lijntjes aan de bovenkant van de gebogen lijn. We tekenen naar de gebogen lijn toe.
Dan maken we kleine streepjes aan de onderkant naar beneden, beginnend bij de lijn.
We kunnen als variatie (sommige kinderen doen dat al zelf) ook naar rechts tekenen. Dan krijg je een echte veer.
Linkshandige kinderen doen het in spiegelbeeld.
VI.‘Het Kleine Regenboogje’
Nu gaan we vanuit de pols tekenen en met ander tekenmateriaal.
We maken nu met kleurpotlood een kleine regenboog. De hele arm rust op de tafel, inclusief de pols.
Alleen de hand beweegt.
Opnieuw loopt de leraar door het lokaal en corrigeert de zit- en schrijfhouding waar nodig.
Ook let de leraar op de pengreep. De wijsvinger en duim staan tegenover elkaar en samen met de middelvinger houden zij het potlood vast. De wijsvinger mag niet doordrukken. (De kinderen op de foto hebben daarvoor nog wat oefeningen nodig.)
Alle investering in deze bewegingsoefeningen, die eigenlijk fysieke wilsoefeningen zijn, wordt beloond doordat hierdoor bij de kinderen nieuwe fantasie krachten worden gewekt. Dit schrijfwerk heeft toch iets weg van een Joseph Beuys, niet waar?
Via de volgende link vindt u nog een uitbreiding bij deze oefening:
http://vo-extrales.blogspot.nl/2011/07/geometrische-vormen.html
---
Het komt vaak voor dat kinderen de middelvinger boven op het potlood houden, of zelfs ook de ringvinger ook ter sturing gebruiken. Hiermee laten zij zien dat zij eigenlijk niet de draaiing van de spaakbeen en ellepijp beheersen. Zij draaien hun hand niet open, maar hebben de neiging de rug van de hand naar boven te houden. D.w.z. dat de aanvang van de fijne motoriek onvoldoende is aangelegd. De ontwikkeling van de fijne motoriek begint namelijk met het opendraaien van de onderarm. In termen van De Extra Les heet dat, dat zij enkel de 'strekbewegingen' (stretching) maken en geen 'oprichtbewegingen' (lifting). Vanuit een ongestuurde bewegingsimpuls (wilsimpuls vanuit het astraallichaam) komt de beweging tot stand. De coördinatie via de zintuigen (onder leiding van het Ik) is nog niet tot stand gekomen. Dezelfde kinderen 'graaien' bovenhands een balletje of bonenzakje uit de lucht i.p.v. het onderhands te vangen. Juist voor deze kinderen geldt het dat we steeds eerst met 'strekbewegingen' moeten beginnen om hen daarna verder te leiden naar de Ik-gestuurde 'oprichtbewegingen'. (zie De Extra Les blz. 32). Daarom is het belangrijk om elke keer met I. de Krabbeloefening (Scribble Whirl) te beginnen, om daarna te vervolgen met de tekenoefening die dan aan de beurt is. Het is sowieso aan te raden om de oefeningen vaak te herhalen.
De Robinson Grasp Reflex (gebruik als warming up voor het schrijven)
1. De duim is binnen de vuist. Knijp even een paar keer.
2. De duim wordt uit en op de vuist gelegd.
3. De duim beweegt zich van boven naar beneden en weer terug langs de voorkant van de vuist, over de vingers. (Dit is de eerste ervaring van de duim in oppositie).
4. De duim en de wijsvinger maken een pincetgreep. Gestrekte vingers openen en sluiten.
5. De duim en de wijsvinger maken het OKAY symbool. (zie afbeelding)
6. Druk nu om de beurt elke vinger op dezelfde wijze tegen de duim.
7. Begin nu te tekenen of te schrijven.
1. Er staat een potje honing op tafel (de vuist), waarin een bijtje honing stopt (de duim).
2. Het bijtje klimt uit het potje en gaat eerst boven op het deksel zitten.
3. Hij plakt een etiket op het potje: 'Lekkere honing' staat erop. (de duim gaat heen en weer over de vingers).
4, 5 en 6. Een ondeugende rakker zou er wel een likje van willen proeven. Mmmm, het smaakt heerlijk.
7. Het potje staat op tafel (vuist). We doen het open (duim en wijsvinger in pincetgreep). We leggen er een stokje op om de honing eruit te lepelen (potlood). Nu kun je gaan tekenen/schrijven.
Okay-gebaar:
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten