In de vorige bijdrage op deze blogspot hebben kennis gemaakt met Steiners voordracht, waarin hij spreekt over de dubbelnatuur van de mens als fysieke verschijning. Audrey McAllen nam deze aanwijzing als grondgedachte en bouwde op het thema voort om tot het inzicht te komen dat ook in het pedagogische werk een verschil moet worden gemaakt tussen aspecten van de ‘structurele fysieke mens’ en die van de ‘constitutionele fysieke mens’.
Wanneer we werken aan de ontwikkeling van de senso-motoriek dan richten we ons op de objectieve en universele ontwikkelingsstappen van de structurele mens, welke voor iedere mens dezelfde zijn. Wanneer we ons met de constitutietypes of de temperamenten van kinderen bezighouden, richten we ons op het individuele aspect.
In de 5e voordracht werkt Rudolf Steiner zijn visie verder uit. Daarvan volgen hier nog enkele fragmenten, waaruit kan worden opgemaakt dat het skelet, de zenuwen en het spierstelsel van de mens (dat gedeelte van het fysieke lichaam wat in de termen van het concept 'The Extra Lesson' het ‘structurele fysieke lichaam wordt genoemd) van buitengewone betekenis is, en ook voor de wereldontwikkeling.
De Wereld van de Zintuigen en de Wereld van de Geest
(GA 134)
VIJFDE VOORDRACHT - Hannover, 31 december 1911
[...]
Hoe verhouden deze beide delen van de fysieke mens zich tot elkaar, de zintuig-, klier- en verteringsmens aan de ene kant, en de zenuw-, spier- en beendermens aan de andere kant? Wat hebben deze twee in hun aan elkaar gekoppeld zijn in de menselijke natuur voor een kosmische taak, voor een wereldopgave?
Als u nu de zaak helemaal zonder verder occultisme overdenkt je hoeft dat maar heel oppervlakkig te bekijken, zult u gemakkelijk tot de voorstelling kunnen komen dat alles wat verbonden is aan onze zintuig en klieractiviteit, aan ons spijsverteringsstelsel in wezen iets is wat, als het zich bij de mens heeft afgespeeld, werkelijk bij het directe verleden behoort. Dat laat de mens om zo te zeggen achter zich door zijn eigen natuur. Laten we ons voor ogen houden dat het geen eeuwig doel heeft dat wij de organische activiteiten uitvoeren. [...]
Ook de klierafscheiding heeft in feite haar opgave al vervuld wanneer ze nog maar net begonnen is. Natuurlijk heeft ze haar betekenis voor het leven van het totale organisme, maar eeuwigheidswaarde heeft ze niet. Ook niet de zintuigwaarneming als zodanig, want de zintuigindruk ontstaat en vergaat. Als u nu bedenkt hoe verbleekt ook misschien al na enkele dagen datgene is wat u als zintuigindruk heeft opgenomen, hoe totaal verschillend de herinnering is ten opzichte van de zintuigwaarnemingen zelf, dan moet u erkennen: de zintuigwaarnemingen zijn wel iets moois, iets wat het mensenleven vreugde brengt in het direct ervaren en waarnemen, maar eeuwigheidswaarde hebben die zeker niet. [...]
Het zijn slechts speciale processen van verval van vorm, die we ontmoeten in de zintuigactiviteit, in de klierafscheiding en in de verteringsactiviteit. Dat zijn bijzondere processen van datgene wat wij een algemeen proces van verval van de vorm noemen. [...]
Heel anders ligt de zaak wanneer we overgaan naar de zenuwactiviteit, de spieractiviteit en de beenderactiviteit, het beendergestel van de mens. Gisteren hebben we besproken dat in zekere zin in het beenderstelsel materieel geworden imaginatie, ofwel materieel geworden beeldkarakter aanwezig is, in het spierstelsel materieel geworden inspiratie in de beweeglijkheid, en in het zenuwstelsel materieel geworden intuïtie.
Nu komen we tot het nauwkeuriger bespreken van een zaak die in algemene geesteswetenschappelijke voordrachten slechts oppervlakkig kon worden besproken. Het blijkt dat het beenderstelsel van de mens, wanneer hij door de poort van de dood gaat, langzamerhand door ontbinding of verbranding of hoe dan ook uiteenvalt. Maar wat er overblijft, wanneer het beenderstelsel materieel uiteenvalt, is de imaginatie. Die gaat niet verloren. Die blijft achter in de substanties die we ook bij ons hebben wanneer we door de poort van de dood zijn gegaan en het Kamaloka of het Devachan binnengaan. [...]
Bij deze imaginatie is datgene bijgemengd wat van de spieren overblijft wanneer deze stoffelijk uiteenvallen: daarvan blijft de inspiratie over, waarvan de spieren eigenlijk slechts de uitdrukking zijn, want ze zijn in feite alleen maar van stof doordrongen inspiraties. De inspiratie blijft over wanneer we door de poort van de dood zijn gegaan. Dat is heel interessant.
En net zo blijft van het zenuwstelsel de intuïtie over, wanneer de zenuwen zelf na de dood hun proces van verval tegemoet gaan. Dat zijn allemaal werkelijke bestanddelen van ons astrale en etherische lichaam. U weet toch dat we het etherlichaam niet helemaal afleggen: een extract daarvan nemen we mee wanneer we door de poort van de dood zijn gegaan. Dat is het geval, maar niet alleen dat.
De mens draagt voortdurend zijn zenuwstelsel door de wereld en dit zenuwstelsel is niets anders dan intuïtie, met stof doortrokken. Doordat de mens dit zenuwstelsel door de wereld draagt, is eigenlijk op de plaatsen waar de zenuwen het menselijk organisme doordringen, voortdurend intuïtie en deze intuïtie straalt dat geestelijke uit dat de mens altijd als een stralenaura om zich heen heeft. We beschouwen niet alleen wat we meenemen wanneer we door de poort van de dood gaan, maar we stralen steeds in die mate intuïtie uit waarin de zenuwen vervallen. Altijd heeft er een proces van verval in u plaats, altijd moet u toch in zekere zin opnieuw gevormd worden, ook al is bij het zenuwstelsel de duurzaamheid het grootst. Altijd vindt er uitstraling plaats, die men slechts door intuïtie kan waarnemen.
We kunnen dus zeggen: met de intuïtie te vatten substantie, geestelijke substantie straalt voortdurend van de mens uit in de mate waarin zijn fysiek zenuwstelsel verbrokkelt. Daaruit kun u al opmaken dat de mens, doordat hij zijn zenuwstelsel gebruikt, het verslijt, het tot verbrokkelen brengt, eigenlijk niet onbetekenend is voor de wereld. Hij heeft een grote betekenis. Want waar hij zijn zenuwen voor gebruikt, daarvan hangt af wat voor intuïtief te vatten substanties van hem uitstralen. En weer, doordat de mens zijn spieren gebruikt, stralen door inspiratie te vatten substanties van hem uit. Deze uitstraling is zo dat ze de wereld voortdurend bevolkt met louter buitengewoon fijn gedifferentieerde bewegingsprocessen. Dus geïnspireerde substanties stromen naar buiten de woorden zijn niet helemaal gelukkig gevormd, maar we hebben geen andere. En van de beenderen van de mens stroomt datgene uit wat we kunnen noemen imaginatief te vatten substantie.
Dit is nu uitermate interessant. [...]
Wat gebeurt er nu met alles wat we op deze wijze uitstralen? Vat u alles samen wat we op deze wijze uitstralen, beste vrienden: in wezen is het eigenlijk alles wat door ons in de wereld wordt bewerkstelligd. Want als u wat dan ook op de een of andere manier doet, wanneer u door dit te doen beweegt en rondloopt, dan brengt u uw beender en spierstelsel in beweging. Maar zelfs wanneer u alleen maar stil ligt en louter denkt, dan straalt u intuïtief te vatten substantie uit. Kortom, wat u in actie brengt, dat straalt u constant in de wereld uit, dat gaat voortdurend in de wereld over. Nu ziet u, als deze processen niet zouden plaatsvinden, dan zou van onze aarde, wanneer die aan het einddoel van haar ontwikkeling zou zijn aangekomen, niets meer aanwezig zijn dan verpulverde materie, die in het algemene wereldruim als stof zou overgaan. Maar wat er uit de materiële processen van de aarde gered kan worden door de mens, dat leeft in de algemene kosmos, in de algemene wereld als dat wat ontstaan kan door intuïtief inspiratie en imaginatie. Op deze wijze geeft de mens aan de wereld datgene waaruit de wereld zichzelf, bij wijze van bouwstenen, weer opnieuw opbouwt. Het zal datgene zijn wat net zo voortleeft als het ziele geestelijke van de hele aarde wanneer deze aarde wat haar materie betreft als lijk uit elkaar valt, net zoals de individuele mensenziel geestelijk voortleeft wanneer de individuele mens door de poort van de dood is gegaan. De mens brengt zijn individuele ziel door de poort van de dood heen; en de aarde brengt dat wat ontstaan is uit de intuïties, inspiraties en imaginaties van de mensen, over naar het Jupiterbestaan.
Daarmee is het grote verschil gekarakteriseerd dat er bestaat tussen de ene en de andere mens, voor zover de mens een dubbelwezen is: de zintuigwaarnemingen omvattende mens, de uit de klieren afscheidende mens, de verterende, zich voedende mens dat is de mens die door zijn gespletenheid voor het tijdelijke aardse leven bestemd is. Maar wat bewerkstelligd wordt door de aanwezigheid van het zenuw-, spier- en beenderstelsel, dat wordt in de aarde ingevoegd, opdat deze kan voortbestaan.
naar Rudolf Steiner - Jupiter zegel
bron: http://russellholland.blogspot.com/
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten