zaterdag 7 februari 2009

SLEEP - hoofdstuk 4


DE MENS ALS RUIMTELIJK WEZEN - DE AARDE ALS BEELD VAN DE MENS 

De structuur van ons lichaam - dat we rechtop staan, we de mogelijkheid hebben om rechtsom en linksom te draaien, om vooruit en achteruit te bewegen, om te springen en te vallen - dat alles geeft ons de mogelijkheid om ons te oriënteren in de drie ruimterichtingen, de drie dimensies waarin de zintuiglijke wereld aan ons verschijnt. Wij nemen deze dimensies waar via onze verschillende zintuigen: het gezichtsvermogen, het gehoor, de bewegingszin, de evenwichtszin enzovoort. Rudolf Steiner definieert het fysieke lichaam als “de optelsom van alle zintuigen”. Deze zintuigen werden aangelegd gedurende de Oude-Saturnus-fase van de aarde-evolutie en ze zijn geconstrueerd als het organisme voor ons Ik-bewustzijn. Het fysieke lichaam geeft ons eigenlijk het zelfgevoel - een bewustzijn afgezonderd te zijn - en het zintuiglijk waarnemen van de aarde, dat in ons dat Ik-bewustzijn opwekt. 

Wanneer we ons gaan bezighouden met het fysieke lichaam als een ruimtelijk organisme, dan moeten we kijken naar het zenuwstelsel, de spieren en de structuur van beenderen en skelet, en daar tegenover de fysiologische aspecten zoals bloedcirculatie en ademhaling, de klieren en de stofwisselingsorganen. In de cyclus “De wereld van de zintuigen en de wereld van de geest” (GA 134) beschrijft Rudolf Steiner de connectie tussen het ruimtelijke aspect van het fysieke lichaam en de hogere, geestelijke zintuigen van imaginatie, inspiratie en intuïtie. Onze beenderen zijn in werkelijkheid imaginaties van de Goden. Misschien zouden we ze kunnen beschouwen als de dragers van de beelden uit de drie grote planetaire fasen van de aarde. Deze imaginaties zijn verduisterd en opgevuld met materie, volgens Rudolf Steiner. Dan beschrijft hij ons spiersysteem als inspiratie, de muziek der Goden. We hebben een spiersysteem dat ons de mogelijkheid geeft onszelf uit te rekken, onze ledematen uit te steken, te grijpen en te tasten en een ander systeem van spieren dat het ons mogelijk maakt in te trekken, samen te ballen en ons te verheffen. Zo kunnen we zien dat we de innerlijke muziek van het evolutionaire werk der Geesten van de Beweging [Dynameis] in ons dragen. In ons spierstelsel klinkt het majeur en mineur aspect van de zielenwereld. Ons zenuwstelsel is de overgebleven inhoud van de intuïties van de hogere wezens die verantwoordelijk waren voor de evolutie van de mens, het innerlijke licht. Het zenuwstelsel geeft ons de mogelijkheid om ons te verenigen met het hele wereldproces door observatie en denken. 

Zo is Rudolf Steiners beschrijving van het coördinerende ruimtelijk systeem van ons fysieke lichaam. In eerdere voordrachten legt hij uit dat de hogere geestelijke zintuigen voor intuïtie, inspiratie en imaginatie (de lotusbloemen of chakra's), welke de basis vormen voor het waarnemen van de geestelijke wereld, dezelfde zintuigen zijn die tijdens de kindertijd de organen vormen voor het denken, voelen en willen. Met andere woorden imaginatie, inspiratie en intuïtie zijn de geestelijke zintuigen, die het vormkrachtenlichaam tot een geheel maken. Wanneer we dit feit verbinden met de morele zielenkwaliteiten, die nodig zijn om deze geestelijke zintuigen te openen bij de volwassenen, zoals aangegeven in “Een weg tot inzicht in hogere werelden” (GA 10), dan geeft dat ons zicht op immense pedagogische perspectieven in de opvoeding van kinderen. Bijvoorbeeld: wanneer wij kinderen zien die zwak zijn in het ritmische systeem, of zich zo moeizaam ontwikkelen zodat zij zwak van begrip blijven, of een zwakke wil hebben, dan kunnen we een lijst maken van die zielenkwaliteiten welke nodig zijn om de bepaalde organen voor imaginatie, inspiratie en intuïtie te openen. Hiermee zouden we een sprookje kunnen vinden of, beter zelfs, er zelf een maken, waarin de hoofdpersoon deze specifieke zielenkwaliteiten moet ontwikkelen. Op die manier kunnen we de werking van de bovenzinnelijke organen op het vormkrachtenlichaam versterken. 

Rudolf Steiner definieert verder de ruimtelijke vorm van de mens als een organisatie van stromingen, waarbij de bovenzinnelijke wezensdelen een onzichtbare kubus vormen. (zie 3e voordracht Antroposofie 1909 - GA 115) De mens leeft in zijn eigen geestelijk actieve innerlijke ruimte. Dit innerlijke aspect van de in beweging zijnde driedimensionale ruimte is intuïtief opgepakt door bepaalde dansmethoden en het vormt ook de basis van de euritmie.

Ruimtelijk gezien ontvangt de mens zijn vorm door het samenvloeien van geestelijke stromingen van links naar rechts en van rechts naar links. Stromend van links naar rechts is de stroming van het fysieke lichaam georganiseerd gedurende de Oude-Saturnus-periode. Men kan deze stroming zien als het geestelijke fysieke lichaam dat in gevaar kwam door de invloed van ahrimanische wezens na de Zondeval en welk vervolgens door het Mysterie van Golgotha is gered. In het etherlichaam stroomt de stroming van de Oude Zon van rechts naar links. Van beneden naar boven stroomt de stroming van het astraallichaam, ontstaan tijdens de Oude-Maan-fase. Van achter naar voor stroomt de stroming van de gewaarwordingsziel, die het begin van de menselijke vorm betekende bij de aanvang van onze planeet. Van voor naar achter gaat de stroming van het gewaarwordingslichaam, waardoor we deel uitmaken van het lichaam van de aarde. Dit krachtensysteem wordt geactiveerd door de basale staafoefeningen in de euritmie. De euritmist moet de innerlijke kubus tot leven brengen en van daaruit de woorden en tonen vormen, die de Goden in ons verborgen hebben in het sprekende/horende spierstelsel van het menselijk lichaam, dat gevormd werd door de bewegingen van deze stromingen.

Rudolf Steiner verbindt dit verder ook nog met de geestelijke en zielenorganisatie van de aardeplaneet zelf, door te laten zien hoe deze zelfde ruimtelijke stromingen werkzaam zijn, dit maal vanuit de diverse windrichtingen.

Noord: het fysieke lichaam van de aarde 
Zuid: het etherlichaam van de aarde 
West: astraallichaam van de aarde 
Oost: het Ik van de aarde 
Noordwest: de gewaarwordingsziel van de aarde 
Zuidoost: het gewaarwordingslichaam van de aarde 

De stroming vanuit het noorden valt samen met de stroming van links naar rechts in de mens wanneer hij naar het oosten kijkt. We kunnen dan zien hoe het noordelijk halfrond met zijn landmassa’s overeenkomt met de linkerzijde van de mens, die is gevormd door de stroming van het fysieke lichaam, aangelegd op de Oude Saturnus. Het zuidelijk halfrond met zijn weidse oceanen is een beeld van de rechterzijde van de mens welke is opgebouwd door de etherstroming, die is aangelegd op de Oude Zon. Het oosten, met de opkomende zon, richt de mens op in zijn verticale stand, in de stroming van het Ik, dat van boven naar beneden stroomt. Het astraallichaam, dat van beneden naar boven stroomt, verdeelt zich in het gewaarwordingslichaam, dat stroomt van voor naar achter, en de gewaarwordingsziel, die van achter naar voor stroomt. Dat wordt veroorzaakt doordat het Ik op de stroming van het astraallichaam inwerkt, die van beneden naar boven stroomt. Als we rechtop gaan staan met het gezicht naar het oosten en we proberen de aanwijzingen samen te voegen, dan zien we dat er twee windrichtingen over blijven. Geen stroming in de mens of de aarde stroomt er vandaan of naartoe (NO en ZW. vertaler). Dat laat ons zien dat wat hier beschreven is niet behoort in de gewone driedimensionale ruimte waarin we ons fysiek bevinden.

Maar wanneer we deze richtingen overbrengen naar de tweedimensionale ruimte, zoals we dat ook doen wanneer we een landschap of een schilderij beschrijven, dus wanneer we iets links of rechts noemen gerelateerd aan het standpunt van de kijkers linker- of rechterkant, dus zoals we onszelf in een spiegel zien, dan treden we de etherische ruimte binnen. In tegenstelling daarmee beschrijven we een persoon in een landschap in relatie tot zijn (en onze) linker en rechter zijde. Wanneer deze persoon een mand aan zijn linkerarm draagt, dan vertalen we dat intuïtief naar onze linkerarm. Dan bevinden we ons in de astrale conditie waarin rechts en links over kruisen. Zo zien we dat we zelfs binnen de fysieke wereld bewegen van het tweedimensionale etherische beleven naar de driedimensionale astrale ruimterelatie. 

Brengen we nu de wereldstromingen en hun voortzetting in de mens van de uiterlijke driedimensionale ruimte over naar het tweedimensionale, dan kunnen we het feit gebruiken dat ze in rechthoeken ten opzichte van elkaar stromen, om zo de twee “ontbrekende” stromingen te vinden. Want als we door en spiegel zouden stappen, zoals Alice (in Wonderland/Through the Looking Glass) en onze tweedimensionale rechthoekige wereld in de driedimensionaal ruimtelijke kubus van de innerlijke geestelijke ruimte projecteren, dan vinden we paren van stromingen, die met de klok mee of tegen de klok in bewegen en in rechthoeken ten opzichte van elkaar vloeien. We zien hoe de stromingen van de aarde en de mens met elkaar in verbinding staan. 

Vanuit de ruimte kijkend naar de aarde en de evenaar, vinden we de met de klok mee of tegen de klok in gaande bewegingen, wanneer we kijken naar de zeestromingen stromingen op het noordelijk en zuidelijk halfrond (en de in de weersystemen vertaler). Kijk nu naar de basisbewegingen van onze armen - met de klok mee voor de rechterarm, tegen de klok in voor de linkerarm - terwijl deze het tegenovergestelde zijn van de bewegingen in onze benen. De beweging van de heupen veroorzaakt een beweging tegen de klok in bij ons rechterbeen en een beweging met de klok mee bij ons linkerbeen. Zie nu eens bij een rechtopstaande mens die naar het oosten kijkt, hoe de bewegingen tegen de klok in van de linkerarm uitgebalanceerd worden door de bewegingen met de klok mee van de stromingen op het noordelijk halfrond. De bewegingen in de richting van de klok op het noordelijk halfrond zien we weer terugkomen in de bewegingsmogelijkheid van de linkerarm zelf, mogelijk gemaakt door het spaakbeen en de ellepijp. Hetzelfde vind je bij de rechterarm in relatie tot het zuidelijk halfrond. De basisbewegingen van de benen echter komen overeen met de stromingen van de aarde en zorgen er zo voor dat we “geaard” zijn. Overal kunnen we een evenwicht van krachten vinden en ook hun herhaling en spiegeling in de mens.


Op een prachtige manier is dit gegeven uitgedrukt op een Ierse bronzen crucifix uit de 7de eeuw. Daarop zien we de stromingen met de klok mee of tegen de klok in weergegeven als spiralen op de borst van de Christusfiguur terwijl boven Zijn hoofd, boven de fontanel, de drievoudige spiraal van de Wereldziel is afgebeeld. Voor de Ieren was Christus de Heer der Elementen. Op oude kaarten vinden we vaak de aarde afgebeeld als het lichaam van de Christus. Andere kaarten laten de geschiedenis van de afdaling van de mens naar de fysieke wereld zien, zoals bijvoorbeeld de “Hereford Mappa Mundi” uit circa 1300 in de kathedraal van Hereford.

We zien in deze afbeeldingen dat de mensen in vroeger tijden waarnamen dat het wezen van de mens op een bijzondere manier is verbonden met de aarde, wat betreft vorm en beweging; als beeld in de uiterlijke ruimte en ook in zijn innerlijk, door de bewegingen van zijn bovenzinnelijke wezensdelen in de geestelijke ruimte. Deze geestelijke kubusvorm van de mens, die wij allen in ons dragen, is als een gyroscoop, die altijd zijn relatie met de aarde bewaart, waar hij ook is. Verder heeft de astrale stroming, waarbinnen het Ik werkzaam is, een spiraalbeweging, zoals Rudolf Steiner het beschrijft. De spiraal omvat alle ruimterichtingen: links – rechts, boven – beneden, voor – achter, rechts – links, beneden – boven, achter - voor. Zon en maan spiralen ook om de aarde en bewerkstelligen het dag-en-nachtritme en de seizoenswisselingen. Wanneer wij mensen slapen, ademt ons astraallichaam - met de vermogens denken, voelen en willen – in een spiraalbeweging uit. Dit astraallichaam wordt binnen geleid in de geestelijke werkzaamheden van de in spiralen om elkaar draaiende aarde, zon en maan. Wanneer we wakker worden, wervelen we in een spiraalbeweging weer ons levenslichaam en fysieke lichaam binnen en krijgen we onze ruimtelijke oriëntatie op de aarde weer terug. Volgens Rudolf Steiner:

“Alles wat wij rekenen tot de wiskunde, alles wat met lijnen en hoeken in het horizontale en verticale samenhangt, en ook alles wat we meten, alles wat we wiskundig begrijpen, ontwikkelen we vanuit ons innerlijk wezen; het is de grondslag voor ons innerlijk leven….. Het astraallichaam is door de mathematica van het hele universum gegaan en dit alles is gecondenseerd. We laten eenvoudigweg datgene naar boven komen wat we in vorige incarnaties hebben beleefd en wat daarna door de hele kosmos is heen gegaan om opnieuw te verschijnen als pure wiskunde – geometrische lijnen.” 
(Bern, 14 december 1920 – GA 202)

Het is wezenlijk om in herinnering te roepen dat alle wetten, die samenhangen met de fysieke wereld, in de geestelijke wereld morele wetten zijn. Zoals Rudolf Steiner de wezensdelen toewees aan de ruimterichtingen in de mens en in de wereld, zo kunnen wij ze nu omzetten in hun geestelijke en zielsmatige tegenhanger. Dan komen we erop dat de innerlijke ruimte gevormd wordt door een draaiend systeem van morele deugden (zie diagram van de kubus). Het levend houden van deze deugden in de ziel en het in beweging houden van de geestelijke stromingen zou de taak moeten zijn van de architectuur en de kunst.

Gebouwen zijn een afspiegeling van de denkbeelden uit de tijd waarin ze zijn gebouwd. In voorchristelijke tijden gaven de ingewijde bouwers het volk de mogelijkheden om contact te onderhouden met de goden, die werden aanbeden in hun tempels. Deze kennis van de bovenzinnelijke realiteit van de architectuur bleef tot aan het einde van het tijdperk van de bouw der grote middeleeuwse kathedralen. De architectuur werd langzamerhand geseculariseerd en de kracht ervan ging achteruit totdat we nu om ons heen de vormstructuren zien die op blokkendozen lijken. 

Rudolf Steiners impuls voor vernieuwing van de architectuur draagt vrucht in de aangename gebouwen waarin zo vele Waldorfscholen/vrijescholen huizen. Rudolf Steiners werk wordt ook in de wereld van de architectuur erkend. Iemand als Keith Critchlow heeft een zeer interessant boek gepubliceerd waarin hij schrijft over de morele en levenverhogende werking van geometrische vormen. 

Kunst heeft een zelfde verfrissende werking. Dat gebeurt door een eurtimievoorstelling, door muziek of toneelstuk en ook de beeldende kunsten. Ambachten, zeker spinnen, weven, pottenbakken, hebben eenzelfde uitwerking. 

Met deze feiten onder ogen kunnen we de vele aanvallen begrijpen, die worden gedaan op het geestelijke achter ons fysieke lichaam. De ontwikkeling van het fysieke lichaam tussen geboorte en tandenwisseling vormt de basis voor de ontwikkeling van de bewustzijnsziel tussen 35 en 42 jaar. Attaqueer het fysieke lichaam; vernietig zijn fundament van zintuigen met namaakruimte (virtual space) zoals in de bioscoop, de televisie en uitvergrote en opgeblazen foto’s op reclameborden; stel zoveel mogelijk zintuigen bloot aan illusies - kunstmatige zoetstoffen en smaakstoffen, chemische kleurstoffen, kunststoffen als materiaal voor oppervlakten, kunstvezels in de textiel en kleding; bederf de oren steeds weer met luidspreker muziek en herrie en je kunt er zeker van zijn dat je succesvol dat deel van het zielenlichaam verlamt waarin het ware wezen van het Ik zich openbaart: de bewustzijnsziel. Zoals Rudolf Steiner in het tweede hoofdstuk van “Wetenschap van de Geheimen der Ziel” schrijft is de kracht waardoor het Ik zich manifesteert in de bewustzijnsziel inderdaad dezelfde die zich openbaart in de wereld. Door onze zintuigen aanhoudend met leugens te confronteren, stompen we de geestelijke perceptie van het lichaam af, de “echo’s van Het Kosmische Woord” in de derde fase van de slaap. 

Deze constante aanval op de zintuigen verstoort het vloeien van de stromingen die onze innerlijke ruimte vormen en daardoor de objectieve waarneming van het Ik op latere leeftijd. Deze verstoring begint al met een te vroege aanschaf van een fietsje of skelter, waardoor de benen uit de verticale stroming van beneden naar boven en van boven naar beneden, naar het lichaam van de aarde, worden gehaald voordat deze zich zelfs maar daarin hebben kunnen integreren. De greep van de handen op het stuurtje benadrukt teveel de grijp- en strekbewegingen (stretching), die verbonden zijn met de werking van de zintuigindrukken. En dat belemmert de innerlijke ervaring van de oprichtkrachten (lifting), waarmee we rechtop gaan staan. Het verdwijnen van de kindercultuur sinds de introductie van de televisie heeft het spontane spel verloren doen gaan: vele balspelen, touwtjespringen, hinkelen, huppelen, en de straatspelen die een vreugde waren voor de kinderen. Onze volksdansen worden niet meer gekend. Dit waren echter allemaal activiteiten, die de ziele-geest hielpen om zijn relatie met de innerlijke ruimte van het fysieke lichaam te vinden.

Ook in het huishouden is er een gebrek aan natuurlijke bewegingen; machines doen de was en de afwas, stofzuigen, poetsen, en zelfs de vele voorbereidingen voor het eten gaan mechanisch. Een analyse van huishoudelijke bezigheden laat zien dat deze gebaseerd zijn op de constante bewegingen die met de klok mee of tegen de klok ingaan en spiraalvormige bewegingen, welke de basis vormen van ons lichaam en het lichaam van de aarde en haar stromingen. Deze bewegingen activeerden het astraallichaam om de coördinatie te bewerkstelligen tussen oog en hand, armen en benen. Tot voor kort konden de kleine kinderen deze huishoudelijke en folkloristische bezigheden nabootsen en zo in hun lichaam thuis te leren raken. Dit gebrek aan natuurlijke bewegingen bemoeilijkt de voortgang van de stromingen van de innerlijke ruimte en dit weerspiegelt zich in het coördinatiesysteem van de spieren. Zelfs het lopen is verminderd door het constante gebruik van de auto. Het gevolg is van dit alles leidt tot onhandigheid of tot wild bravouregedrag tot aan zelfs grote leermoeilijkheden. Emotionele problematiek en verwaarlozing hebben evenzeer een remmende werking op de bovenzinnelijke stromingen van de innerlijke ruimte.

De vrijeschoolpedagogie kan een tegenwicht bieden aan deze aanval op het fysieke lichaam en de ontwikkeling van de bewustzijnsziel, op vele manieren. In de kleuterklassen worden de zintuigen beschermd en worden activiteiten gedaan die het kind kan nabootsen. In de lagere klassen, bij het periodeonderwijs, kunnen door de leerkracht verschillende oefeningen worden uitgezocht, voor hele groepen of voor individuele kinderen. Dit cultiveert, naast het opzeggen van een getuigschriftspreuk, bij de kinderen sociale interesse in elkaar, wat een gezonde basis geeft voor de tweede fase van de slaap in de volwassenheid. Het vormtekenen van lopende patronen vanaf de 1e klas (groep 3) en daarna de hieruit voortkomend onmiddellijke introductie van gebonden schrijfschrift in de 2e klas (groep 4) geeft ruimte voor de bewegingen met de klok mee of tegen de klok in, die ook weer deel uitmaken van de schrijfbewegingen bij de verschillende lettervormen en de daarbij behorende arm- en handbewegingen. Op deze manier wordt het steeds stoppen van de archetypische bewegingen voorkomen, wat je krijgt bij het schrijven met drukletters. Dan zijn er nog de zang- en balspelletjes voor de jongste klassen, die later overgaan in een op de geest georiënteerde gymnastiek (Bothmer), die het lichaam voorbereidt op de kunst van de euritmie. Ook oefeningen die gebaseerd zijn op geometrische vormen met specifieke bewegingssequenties verbinden de ziel en geest met de wetmatigheden die de archetypische constructie van het fysieke lichaam van de mens in zich dragen. De Bothmergymnastiek vormt een belangrijk element in de opvoeding omdat dit het vloeien van de stromingen in de mens en de aarde ondersteunt.

In dit verband moeten nooit vergeten wat Rudolf Steiner heeft gezegd over de bijzondere situatie in de ontwikkelingsfase van de mens tussen 7 en 14 jaar: Wat lichamelijk wordt gedaan werkt op de ziel en wat we in de ziel bewerkstelligen werkt op het lichaam. (5e voordracht in “Die Kunst des Erziehens aus den Erfassen der Menschenwesenheit“ Torquay 1924 – GA 311)


Diagram van de Kubus van bovenzinnelijke stromingen in wereld en mens. Bewegingen in de driedimensionale ruimte zijn reflecties van morele deugden in de geestelijke wereld.


Diagram waarop de bovenzinnelijk stromingen in de mens in relatie zijn gebracht met die van de aarde. De stromingen in de mens maken een hoek van 90º met de stromingen in de aarde. Deze hoek is het gevolg van een reflectie in de spiegellijn NO-SW, de missende windstreken die genoemd werden in de tekst hierboven. Sinds het Mysterie van Golgotha werkt het Ik van de aarde in de stroming van het fysieke lichaam (=N) en niet meer vanaf de zon (=O).


Extra + toelichting van vertaler: Stromingen in de oceanen bron: www.oceansonline.com

Spiraalvormige werveling in het weersysteem (orkaan Andrew) bron: www. nasa.com

Geen opmerkingen: