Audrey McAllen
Voordracht gehouden te Brugge, België
Vrijdagavond 1 mei 1987
Het is een voorrecht hier in Brugge te mogen zijn. Ik ben hier de relieken van het ‘Heilig Bloed’ gaan bekijken. Plaatsen waar relikwieën worden bewaard zijn speciale plaatsen, plaatsen waar er een sterke concentratie is aan etherkrachten. Hier heeft de geestelijke realiteit ingewerkt in het etherlichaam van de aarde, zodat er een voedingsbodem is voor de krachten van het Michaëlstijdperk. Op zulk soort plaatsen in Europa ontstaan overal vrijescholen (Steinerscholen), ook zelfs in Amerika.
Nu: wat gebeurde er in Engeland, twee dagen geleden (1985)? Er was toen voor de eerste maal in de geschiedenis een staking van leraren. Een collega van mij, die werkzaam is in het gewone onderwijs, merkte op: "Ze zouden moeten staken voor betere voorwaarden waaronder moet worden gewerkt, niet voor meer salaris." Er is een tijd aan het komen dat elk kind een eigen leraar zal nodig hebben. In Amerika zei een onderwijsconsulente, die ook neurofysiologe is: "Binnen 10 jaar zal het zo zijn dat elk kind een crisis zal meemaken: de kinderen staan onder een te hoge druk". We zullen die nieuwe situatie moeten ondervangen.
Rudolf Steiner zegt in de 1e voordracht van "Algemene Menskunde" dat het onze taak als onderwijzende is, de ademhaling van de kinderen te regelen. Zonder te ademen zouden we niets kunnen begrijpen. De ademhaling is de activiteit van het organisme, die ons in staat stelt iets te begrijpen. Een kind met een oppervlakkige ademhaling kan niet echt doordringen in het begrijpen van gedachten. Ziele-geest en etherlichaam doordringen elkaar, werken op elkaar in. Dat is "ademen". Maar waar staat de individualiteit, het "Ik" in die interactie? Rudolf Steiner spreekt hier over iets dat archetypisch is, niet over het leven als een persoon met sympathieën en antipathieën, maar over iets dat gemeenschappelijk is voor alle menselijke wezens. Dat is dan objectieve werkelijkheid.
Laat ons nu kijken naar wat dan gemeenschappelijk en universeel in ons is. Dat is het fysieke lichaam. Geen enkel iemand is precies hetzelfde als een ander, maar toch hebben we allemaal dezelfde lichaamsstructuur. Deze gemeenschappelijke lichaamsstructuur is het resultaat van het werk van de Hiërarchieën gedurende de drie eerdere planetaire fasen van de aarde: Oude Saturnus, Oude Zon en de Oude Maan. Elk mens heeft daardoor hetzelfde aantal beenderen, dezelfde zintuigen, dezelfde opbouw, dezelfde zeven hoofdorganen, op welbepaalde plaatsen. Dus: het fysieke lichaam is een objectief element. Gelukkig maar, anders zou ieder mens een verschillende dokter moeten hebben!
Laat ons eens kijken naar de mens en zijn verhouding tot de verschillende levende wezens en de planeet aarde. De aarde heeft namelijk ook een fysiek lichaam, een etherlichaam en een astraallichaam. Sinds het Mysterie van Golgotha heeft de aarde ook een "Ik".
Wij mensen dragen het hele dierenrijk in ons astraallichaam. Het "Ik" onderdrukt dat dierlijke element echter. Dat komt mooi tot uiting in het Grimm sprookje ‘De Drie Gouden Haren van de Duivel’ met daarin de muis, die knaagt aan de wortels van de boom met de gouden appels.
Ook het hele plantenrijk en het hele mineraalrijk dragen wij als mens respectievelijk in ons etherlichaam en in ons fysieke lichaam. Dit zijn objectieve archetypen.
Als "Ik" moeten wij ontwaken:
in de gewaarwordingsziel (tussen 21 en 28 jaar),
in de verstandsziel (tussen 28 en 35 jaar), en
in de bewustzijnsziel (tussen 35 en 42 jaar).
Als leerkrachten werken we om te zorgen het fysieke lichaam, het etherlichaam en het astraallichaam van het kind voor te bereiden zodat daarin rond het 21e jaar het "Ik" kan ontwaken. Dat is onze taak.
De bewustzijnsziel is nog tamelijk nieuw. Daarin moet de mens ontwaken in onze huidige tijd: in de volgende 100 of meer jaar. Belangrijk voor de leraren is het te helpen bij het ontwaken van de bewustzijnsziel, zodat die kan gebruikt worden als een objectief, bovenpersoonlijk waarnemingsorgaan. De ontwikkeling van de bewustzijnsziel is, afhankelijk van de ontwikkeling van het fysieke lichaam.
De opvoeding van het fysieke lichaam van 0 tot 7 jaar moet zo gebeuren, dat de leervaardigheden –leervoorwaarden- aangelegd worden. We verwachten als leraren bijvoorbeeld dat een kind in de 1e klas in staat is om een potlood goed vast te houden. Maar vandaag de dag worden we geconfronteerd met het feit dat zulke normale vermogens niet meer spontaan te voorschijn komen, zelfs niet in de kleuterklassen van vrijescholen.
Het fysieke lichaam wordt geplunderd, door onze beschaving. Leerproblemen zijn een echte epidemie geworden, te vergelijken met de kankerepidemie in de volwassenenwereld. In de tijd dat ik (Audrey McAllen) beginnend lerares was, bestonden er wel "langzaam lerende" kinderen, maar er waren geen kinderen die niet in staat waren te leren. (Els Göttgens is ook bij deze bijeenkomst aanwezig en beaamt dit). Vroeger zag je soms kinderen met zieleproblemen –psychische problemen-, welke dan tot in liet fysieke lichaam hun invloed hadden. Op het ogenblik zie je het omgekeerde: de ziel van het kind komt in goede conditie op aarde (goed onderwezen door de Hiërarchieën), maar de zich incarnerende ziel wordt gefrustreerd door het fysieke lichaam dat obstakels opwerpt.
In de pedagogie is het zo dat, hetgeen je doet aan het lichaam, op de ziel werkt, en dat wat je doet aan de ziel, op het lichaam werkt. Bijvoorbeeld: als je niet kan rekenen, dan moet je in de turnzaal gaan bewegen en tellen terwijl je bijvoorbeeld staafoefeningen doet. Dat is het wonderbaarlijke wat we, als leraren, doen met de kinderen! Maar: we krijgen niet meer de verwachte reactie op het moment! Rudolf Steiner zegt dat, als er drie opeenvolgende generaties komen, waarvan de opvoeding geworteld is in materialisme en zonder religieuze, ethische concepten, dan dringt de decadentie tot in de lichamelijke structuren van de mens door. De grote wetenschappers (van vroeger) waren met geestelijke waarden opgevoed: zij konden dat voorkomen. Wij kunnen dat niet meer.
∗∗∗
Audrey Mc.Allen beantwoordde daarna enkele vragen, die haar op voorhand schriftelijk waren gesteld en die aansloten bij haar voordracht.
Vraag 1: Wat is het verschil tussen Remedial Teaching en Heilpedagogie?
Dat is moeilijk uit te leggen. Bijvoorbeeld: Wanneer een kind scheel kijkt, is dat een zieleprobleem. Lees Padraic Colums: "The King of Ireland's Son" (De Koningszoon van Ierland). Daarin kijkt een van de drie dochters van de Tovenaar van de Zwarte Achterlanden scheel. Daaruit lees je de psychologie van het schele kind en in dat zielegebied ligt dus een taak voor de klassenleerkracht. De dokter schrijft voor zo’n euvel euritmietherapie voor, maar de klassenleerkracht brengt voor dit euvel zielebeelden aan, waaraan de ziel van zo’n kind zich kan scholen. Een ander voorbeeld: een kind dat stottert. Rudolf Steiner zegt in "Sprachgestaltung und Dramatische Kunst" dat stotteren geworteld is in boosheid en angst. Vanuit die gedachte kun je pedagogische oefeningen bedenken. Maar daarnaast is ook weer medische behandeling nodig om het organisme te ondersteunen.
-Dat is alles therapie van het ‘normale kind’.
De taak van de remedial teachers ligt op een ander terrein. Extrales-leerkrachten moeten nagaan wat het "Ik" van het kind belet om in de objectieve archetypen van het lichaam door te dringen. Ze moeten het kind overnieuw leren, wat het niet in staat was zelf te volbrengen. Ze moeten inhalen wat de kinderen tijdens de ontwikkeling van de eerste zeven jaar hebben gemist. De ontwikkelingsachterstand van de kinderen (zintuigen en beweging) wordt o.a. veroorzaakt doordat de hele kindercultuur is verdwenen. Welke kind kan nog een tol laten draaien en laten springen? Wie weet nog wat hij met een hoepel moet doen? De kindercultuur met spel is weg. En ook de werkende volwassenen, die het kind kon zien en nabootsen in hun imitatiespel, zoals alle huishoudelijke en ambachtelijke bezigheden: ramen zemen, afwassen, de was doen, strijken, schoonmaken, zagen, timmeren, smeden enz. dat alles vormde de opvoeding van het fysieke lichaam en was de grondslag van de intelligentie. Deze vaardigheden werden vermogens. In de tijd van Rudolf Steiner bestond deze kindercultuur nog! We moeten daarom onze opvoeding, pedagogie herzien.
Vraag 2: Welk is de verhouding tussen klassenleerkracht en remedial teacher?
Vooral de oudere klassenleerkrachten voelen het als bedreigend dat, een jongere persoon hen komt bekritiseren. Eigenlijk weten de klassenleerkrachten wel dat ze bepaalde zaken niet meer kunnen doen. Tweederde van de kinderen heeft hulp nodig. De klassenleerkrachten moeten de remedial teacher leren zien als een helper, die zich specialiseert in opvoeden zelf. Daar tegenover staat dat de beste training voor de remedial teachers is zelf klassenleerkracht geweest te zijn.
Vraag 3: In het traditionele onderwijs doet men meer en meer remediëring op motorisch gebied.
Wat moeten wij brengen? Wat moet er verschillend zijn?
Hulp in het sensomotorische veld is het belangrijkste werk van de remedial teacher. Het verschil met de bewegingsopvoeding van de gewone motorische remedial teaching is, dat wij als vrijeschool-leerkrachten iets moeten halen uit het geestelijke gebied der archetypen. Dus: de oefeningen moeten zinvol, betekenisvol zijn. De ziel heeft een slechte ervaring gehad met het fysieke lichaam, dat niet doet wat de ziel verwacht dat het zal doen. Het fysieke lichaam werkt niet mee. Het lichaam is het probleem. De ziel is daardoor gefrustreerd geraakt. Het "Ik" heeft alle kennis in zich. Een remediërende oefening moet herinneringen bij het "Ik" wakker maken, van zaken die het geleerd heeft in de geestelijke wereld. Zoals bijvoorbeeld de tekening in het begin van de voordracht. Men kan in een vormtekening (of bewegingsoefening) uit de twee driehoeken een zesster (twee driehoeken in elkaar) laten ontstaan. (vgl. de 'Elkaar Doordringende Driehoeken' in "De Extra Les".) Zoals hier getekend is de Davidster ontstaan uit een neergaande beweging van één van de driehoeken. Het omgekeerde kan men ook doen (van beneden naar boven). Zo ontstaat een soort ademhalingsproces.
In een van zijn voordrachten beschrijft R. Steiner een zelfde beeld: het licht dat opwaarts stroomt en de zwaarte die naar beneden trekt. Hieruit kan men een ook staafoefening afleiden.
Op deze manier wordt het kind herinnert aan iets wat het diep in het innerlijk al weet. Door zulke oefeningen wordt het "Ik" van het kind aangespoord om dat te doen in het fysieke lichaam, wat het in de eerste 7 jaar had willen doen. Zo breng je troost voor het "Ik" van het kind voor de gruwelen, die zijn ziel heeft moeten doormaken t.g.v. de stoornissen die tussen 0 en 7 jaar in het fysieke lichaam ontstaan zijn.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten