De belangrijkste elementen van het thema "slaap" vanuit een pedagogisch gezichtspunt
I.
Wat een leraar de kinderen overdag als / in beelden aanbiedt, heeft effect op de ziel van het kind, op het astraallichaam. Leerstof, verpakt en gepresenteerd in beelden en fantasievolle voorbeelden.
Rudolf Steiner gebruikt het woord ‘imaginatie’ in zijn 1e voordracht van Algemene Menskunde, maar je hoeft je daarbij geen ingewikkelde geestelijke waarnemingen voor te stellen. Het gaat om pedagogische beelden en voorbeelden, om verhalen enz.
In verband met De Extra Les gaat het hier bijvoorbeeld om de archetypische geometrische vormen en/of de archetypische kleuren die in de oefeningen worden gebruikt en die een geestelijke betekenis en oorsprong hebben.
De manier waarop een leraar zijn eigen spreken vorm geeft (het gaat dan dus niet om de inhoud) heeft invloed op het etherlichaam van het kind. Rudolf Steiner gaf veel meer spraakoefeningen voor leerkrachten dan voor de toneelspelers, wat wel aantoont hoeveel belang Rudolf Steiner hechtte aan het goed spreken en articuleren van de leraren.
Rudolf Steiner gebruikt het woord ‘inspiraties’ in zijn 1e voordracht van de 'Algemene Menskunde', wat wijst op datgene wat middels het gesproken woord heen en weer stroomt tussen mensen en waarin met de aartsengel (of taalgeest) werkzaam is vanuit het rijk van de taal.
Gerelateerd aan De Extra Les: wat we met goed spreken aan de oefeningen kunnen toevoegen en ook: wat we het kind laten spreken bij oefeningen en ook wanneer we met de kinderen oefenen aan auditieve vaardigheden en taalvaardigheden. Tenslotte begin het spellen met zelf de woorden correct uitspreken en ook met aandachtig luisteren.
De manier waarop we met het kind bewegingsoefeningen en zintuigoefeningen doen en de kwaliteit van die oefeningen, heeft invloed op het fysieke lichaam van het kind. Dit brengt ons in het rijk van de Archai die diep in het fysieke werken.
Binnen het kader van De Extra Les: De bewegingsoefeningen en zintuigoefeningen moeten een archetypische kwaliteit hebben en niet bestaan uit een beetje willekeurig rondhuppelen en rennen of een beetje touwtjespringen. Het zouden zinvolle en waardige bewegingen moeten zijn, die een relatie leggen met de wetmatigheden uit de wereld van de Archai, de oerkrachten.
Als het kind slaapt, verwerkt het kind de ervaringen van de dag, en dat doet de ziel in samenwerking met de hemelse hiërarchieën. De engelen weven met de beelden, die in het astrale lichaam zijn gelegd. Zij maken gedurende de nacht het astraallichaam weer gezond en fris en klaar voor activiteiten van de komende dag. Het kind heeft eigenlijk altijd onbewust de wens om alles bij een volgende gelegenheid beter te doen. Het is een onbewust wilsimpuls die vanuit de nacht in de volgende dag wordt meegenomen. Dat zelfde gevoel leeft ook altijd in de ziel van iedere leerkracht, vaak bewust maar nog vaker en sterker onbewust. Iedere leerkracht kent het gevoel aan het einde van het werk op de schooldag terugblikt.
Gedurende de nacht wordt ook het denken verder vormgegeven, zodat er voor een moeilijk probleem na een nachtje slapen meestal een oplossing gevonden wordt.
De indrukken uit de dagleven die in het etherische lichaam verder nog na-resoneren, worden tijdens de slaap door de aartsengelen opgenomen en in samenwerking met hen verwerkt. Gedurende de nacht kijken de aartsengelen als het ware van buitenaf naar en door de organen en de orgaanprocessen naar het etherlichaam.
Het etherlichaam, de drager van de levenskrachten, wordt tijdens het slapen van het kind door de aartsengelen hersteld, gezond gemaakt. Bij het kind ontstaat in het gebied van het willen het onbewuste voornemen om alles bij de volgende gelegenheid beter te doen. Het onbewuste of onbewuste beeld van de wens zakt een verdieping lager, en vanuit de wens ontstaat de wilsintentie, het voornemen.
De Archai kunnen op een vergelijkbare manier een verhouding vinden met dat, wat overdag is ervaren als zinvolle activiteiten die met het fysieke lichaam zijn gedaan. Het structurele fysieke lichaam dat bestaat uit het skelet, de spieren en het zenuwstelsel met de hersenen. De onbewuste of onbewuste intentie, het voornemen om iets een volgende keer beter te doen, zakt opnieuw naar een diepere laag en binnen de wilskrachten wordt het tot het besluit om te gaan handelen. Dat gebeurt op het diepste niveau van de onbewuste wil. (zie 4e voordracht Algemene Menskunde)
We moeten vaststellen dat in onze tijd er op alle drie deze niveaus gevaren voor het kind bestaan.
Sinds de uitvinding van het elektrisch licht slapen mensen gemiddeld 2 uur korter. De meeste volwassen slapen 6 uur of korter, maar een gezonde slaap zou minstens 8 uur moeten duren. Ook de meeste volwassen mensen lijden tegenwoordig dus onder een chronisch slaapgebrek. Daarbij komt dat moderne elektronische media het kind geen creatieve beelden bieden en dat het onderwijs over het algemeen veel zakelijker en intellectueler is geworden: rekenen en taal, toetsscores, kleuters die niet mogen spelen waneer ze een leertaakje niet afhebben of al huiswerk moeten maken om zogenaamde achterstanden te voorkomen. De impact van de media is ooit begonnen met de introductie van de TV, maar tegenwoordig gebruiken we ook spelcomputers, video’s, online-les, die allemaal gebruik van kunstmatige en elektronische spraak inhouden, wat qua kwaliteit natuurlijk totaal verschilt van een echte menselijke stem. Denk maar aan het grote verschil tussen een live optreden op het podium en een film of TV-show. Wat een verschil in beleving! Ook het felle licht van het TV- of computerscherm, van de iPad of het mobieltje, waarvan kinderen ook nog vlak voor het slapengaan mee ‘spelen’ werkt negatief op de slaap. Het verhindert namelijk de aanmaak van het slaaphormoon melatonine. Ruim een uur voor het slapen gaan zou je moeten stoppen met het gebruik van electronica, het kunstlicht wat dimmen, alles ter voorbereiding op de overgang naar de wereld van de nacht.
En dan tot slot het bewegen zelf en de aanval op de zintuigen bij al heel jonge kinderen. We hebben in onze tijd te maken met de negatieve invloed van de Asura’s, die treden op als tegenstanders van de Archai. Zij willen met hun aanval op de ontwikkeling van de zintuigen en de bewegingsmens de ontwikkeling van de bewustzijnsziel tegengaan. In de pedagogie moeten daartegen veel goede kwaliteit bieden.
Onze cultuur en onze materialistische manier van denken verharden de etherlichamen van de kinderen. Onze eigen etherlichamen zijn al verhard. Daarom is het zo moeilijk om niet op een intellectuele manier maar echt kunstzinnig les te geven. Alle moderne intellectuele opvattingen over het leven en de mens (bijvoorbeeld: de mens stamt af van de dieren) komen voort uit de verharding van het etherische lichaam. Dit is gebeurd onder invloed van ahrimanische tegenkrachten die het etherlichaam doen samenkrimpen tot binnen de grenzen van het fysieke lichaam. De mens kan alleen nog zijn fysieke hersenen, waar binnen de levende creatieve krachten van het etherlichaam - van zijn levenskrachten - zijn gebannen gebruiken als instrument voor zijn bewustzijn.
Luciferische wezens zijn werkzaak in het astraallichaam van de mens. Zij hebben in de menselijke ziel het verlangen naar zintuiglijke indrukken en de kiem van egoïsme, trots en eigendunk geplant. Daardoor kon de mens zich losmaken van de goddelijke leiding. Maar de mens heeft ongeveer 2000 jaar de gelegenheid gehad om de geestelijke wereld te herontdekken.
Tenslotte is ook het menselijke Ik in gevaar. Het Ik moet namelijk zijn anker in het fysieke lichaam vinden, zodat hij aan de wereld zijn zelfbewustzijn kan ontwikkelen. De aanval op het Ik werd in de mysteriescholen ‘het Boze’ genoemd. En daarmee zien we het uiteindelijke doel van de wezens der tegenkrachten: dat de mensheid niet in vrijheid en liefde zijn weg terug kan vinden naar de geestelijk-goddelijke wereld waartoe hij eigenlijk behoort. Het verstoren van de slaap en van het slaapritme is een van de wapens die hierbij door de tegenkrachten worden gebruikt.
Alleen in verbinding met het Christuswezen zullen we antwoorden kunnen vinden voor wat ons in de toekomst zal overkomen. Dat geldt zeer zeker ook voor het pedagogische werk in de scholen.
II.
Tijdens de ontwikkeling van het kind verandert steeds weer de verhouding tussen de verschillende wezensdelen. (‘Opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie’)
Bij de fysieke geboorte komt alleen het fysieke lichaam vrij uit de omhulling van de moederschoot. Van de geboorte tot het wisselen van tanden heeft het Ik de opgave om voor zichzelf een anker te vinden in dit fysieke lichaam, d.w.z. in de zintuigen en in het bewegingssysteem. De stappen van daarvan kennen we als de zogenaamde senso-motorische ontwikkeling. Maar de levenskrachten of etherkrachten van het kind blijven in diezelfde periode nog sterk verbonden met het etherlichaam van de moeder. Het Ik verankert zich stap voor stap in het fysieke lichaam van het kind en tegelijkertijd komen bepaalde delen van het etherlichaam geleidelijk vrij: eerst rond het hoofd, dan borst, en tenslotte de ledematen en de stofwisselingsorganen. Met deze stappen ontwikkelt zich geleidelijk het geheugen, omdat de vrijgekomen etherkrachten de drager worden van het geheugen. Het kleine kind is helemaal zintuig; zijn etherkrachten blijven nog verbonden met in het etherlichaam van de moeder en eveneens ingebed in de etherische atmosfeer van de aardeplaneet. Daarom nemen kleine kinderen overdag makkelijk elementenwezens uit de verschillende natuurrijken waar. Gnomen, elfen sylfides of vuurwezentjes zijn voor hen geen vreemde wezens. Dat vermogen verdwijnt lieverlee.
Rond de tandenwisseling komt dat gedeelte van het etherlichaam, dat is verbonden met het zenuwstelsel en de hersenen, grotendeels vrij voor het geheugen. Natuurlijk blijft een ander deel van het etherichaam verbonden met de herstellende- en genezende activiteiten van het lichaam. In de leeftijdsfase na de tandenwisseling moet het geheugen worden geïndividualiseerd, d.w.z. het vrijgekomen etherlichaam moet geïndividualiseerd worden. Tegelijkertijd begint vanaf de tandenwisseling het astraallichaam (de ziel) zich steeds meer te verbinden met het pasgeboren etherische lichaam en het fysieke lichaam. Tussen zeven en veertien jaar heeft men te maken met het dynamische spel tussen het etherische en astrale lichaam. Daarom hechtte Rudolf Steiner zoveel belang aan een pedagogie waarin tussen 7 en 14 jaar het gevoelsleven van kinderen centraal staat. Rond het 7e levensjaar verandert de relatie tussen de verschillende wezensdelen opnieuw. Het kind heeft nu een eigen fysieke lichaam en eigen etherlichaam met een nog niet onafhankelijk astraallichaam; dat is nog steeds verbonden met het astrale omhulsel van de ouders en van de aardeplaneet (de omgeving). Door die verandering zal het kind na de tandenwisseling overdag de elementaire wezens van de natuurrijken niet meer waarnemen. Dat is voor sommige kinderen een treurige beleving. Maar wanneer het goed is treedt het kind tijdens het slapen met deze wezens in contact. Zij kunnen met de andere hiërarchische wezens heilzaam werkzaam worden in het etherlichaam van het kind. Wanneer met kinderen sprookjes vertelt betekent dat een goede voorbereiding op deze ervaringen tijdens de nacht.
Wanneer op veertienjarige leeftijd de verhouding tussen de verschillende wezensdelen van de puber opnieuw verschuiven, omdat het astraallichaam uit de beschermde omhulling van ouders en omgeving treedt, verandert ook opnieuw de slaap. Dit merk je bij middelbare scholieren, tieners, die een heel ander slaapschema lijken te hebben dan volwassenen of jonge kinderen (zie o.a. Matthew Walker: ‘Slaap’). Een volwassene heeft minimaal acht uur slaap nodig voor een gezond leven. Dit is duidelijk meer voor het kleine kind.
Het dag- en nachtritme - dus het gezonde slaapritme - moet een kind leren. In het voorgeboortelijke bestaan heerste er geen dag en nacht. Tot de derde of vierde maand na de geboorte reageert de innerlijke biologische klok van een baby niet op het dagritme en het duurt een jaar voordat de daarvoor bestemde gebieden in de hersenen het dag- en nacht ritme goed ingeprent hebben gekregen. (zie Matthew Walker: ‘Slaap’ blz.107) Dit ritme moet als een gezonde gewoonte worden opgenomen door de ritmische processen van het etherlichaam. Dat is het opvoeden van de levenszin. Ouders moeten zich hiervan bewust zijn. Ze zouden zich streng en gedisciplineerd moeten houden aan het regelmatige slaappatroon voor hun kinderen aan te houden. Hetzelfde geldt voor maaltijden. Kinderen moeten leren dat er vaste tijdens zijn voor het eten: drie hoofdmaaltijden - ontbijt, lunch en avondeten - met daar tussen in een moment voor een tussendoortje: half elf (koffietijd), en ongeveer vier uur (theetijd). Wanneer ouders zich ook hieraan min of meer streng houden, betekent dat het opvoeden van de levenszin, maar ook het tegengaan van onregelmatig eten en willen snoepen, de voedingsbodem voor obesitas.
Het goed verzorgd ritme van de eerste dagelijkse activiteiten van het kind: voeding en slapen zijn basaal voor de verdere ontwikkeling van het kind.
literatuur:
Rudolf Steiner: Algemene Menskunde als basis voor de pedagogie
Rudolf Steiner: Opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie
Audrey McAllen: SLEEP - an unobserved element in education' (klik hier)
Matthew Walker: SLAAP - Nieuwe wetenschappelijke inzichten over slapen en dromen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten