maandag 9 augustus 2021

De Tweeledige Mens als Archetype

een artikel van Audrey E. McAllen
gepubliceerd in 'Learning Difficulties - A Guide for Teachers', 
redactie: Mary Ellen Wilby - Fair Oaks (USA) 1998

Het is tamelijk duidelijk dat oorzaken van leerproblematiek bij normaal gezonde kinderen in relatie kunnen worden gebracht met de ontwikkelingsstappen in de eerste zeven levensjaren. Met dat in gedachten zou ik leerproblemen willen beschouwen in verband met het erfelijkheidslichaam. Het erfelijkheidslichaam is het modellichaam dat het kind van zijn ouders krijgt.

Van Rudolf Steiner en ook door eigen waarnemingen weten we, dat er drie maal ongeveer 2 ⅓  jaar nodig zijn om de 'cognitieve ontwikkeling' te laten rijpen tot leervermogen.


In het grootste deel van Europa en Scandinavië heeft het Ik van de mens zijn centrum in het etherlichaam en daarmee verbonden in de ontwikkeling van de verstands-gemoedsziel.1) Dit veroorzaakt een bijzondere gevoeligheid voor de eisen van dat etherlichaam. De aangeboren wijsheid van die volkeren zorgde ervoor dat kinderen pas op hun zevende naar school gingen en 'leren', de leeftijd waarop het zelfstandige etherlichaam wordt geboren. Je kunt tegen die tijd verwachten dat de ziele-geest van het kind het erfelijkheidslichaam heeft kunnen omvormen tot een lichaam dat voldoet aan zijn eigen eisen. 


In het westen (de Engelstalige wereld) waar de ik-ontwikkeling zijn centrum heeft in het structurele fysieke lichaam, en daarmee in de bewustzijnsziel 2), is deze wijsheid over de vormkrachten van het lichaam overschaduwd doordat men meer van vroege intellectuele verworvenheden verwacht. Het leren dat is gebaseerd op 'cognitieve ontwikkeling' wordt daar benadrukt en de vermogens die voortkomen uit het fysieke lichaam worden er te vroeg aangesproken. De kinderen gaan naar school met vijf jaar, net op het moment dat de derde en laatste fase van de eerste zevenjaars-ontwikkeling begint en een eerste begin van een ‘met-het-hoofd-denkend’ bewustzijn zich aankondigt. In plaats van dat dit de kans krijgt om te consolideren in de lichamelijke processen, wordt het nu aangegrepen voor het schoolse leren. In het westen is men zo fanatiek geworden over leerprestaties, dat bijvoorbeeld kinderen in de groepen van de peuteropvang al op de schooltijd worden ‘voorbereid’.


Newell C. Kephart 3) kwam met de hypothese, dat kinderen die goed beginnen in de eerste klassen (dat zijn kinderen die zich nog in de kleuterfase van de nabootsing bevinden die nog niet lichamelijk heeft kunnen uitrijpen) en vervolgens in de hogere klassen vast lopen, juist degenen zijn met een slechte sensomotorische integratie. Laten we dan nu eerst eens kijken naar het sensomotorische systeem zoals dat wordt aangereikt door het erfelijkheidslichaam.


Als we de mens vanuit dit gezichtspunt van de senso-motoriek beschouwen, zegt Rudolf Steiner dat we dat vanuit een tweeledig gezichtspunt moeten doen: hoofd en romp. Het hoofd is als de aarde en de ledematen en organen zijn als de kosmos 4). Kijk dan eens naar dit 'instrument' dat het Ik uiteindelijk zal gebruiken voor zijn cognitieve ontwikkeling: het structurele fysieke lichaam met beenderen, spieren en zenuwen die het instrument vormen voor de waarneming van zichzelf en de ruimte. Kun je daar dan een tweeledigheid in herkennen? In zijn voordrachten ‘De Wereld van de Zintuigen de Wereld van de Geest’ geeft Steiner aan dat dat zo is. Het zenuwstelsel heeft twee functies: waarnemen (zintuigwaarneming via de zintuigen) en het waarnemen van onze reactie op deze uiterlijke zintuiglijke waarneming middel eens innerlijke waarneming. De neurologie beschrijft hoe met behulp van chemische processen een soort elektrische pulsen de synapsen passeren, ofwel de ruimte tussen de zenuwuiteinden. De geesteswetenschap beschrijft hoe de geest zich met de lichamelijkheid van de mens verbindt in deze synaps-punten, en het zo mogelijk maakt dat een wilsdaad opflitst in het bewustzijn. Dat is een aanwijzing naar een oorzaak van de moeilijkheden bij die kinderen, die hun eigen bewegingen niet waarnemen.


Het zenuwstelsel is het fysieke orgaan voor het waarnemen. Rudolf Steiner beschreef het zenuwstelsel als een geestelijk wezensdeel van de mens dat, als gevolg van de Zondeval is opgevuld met materie. Vanuit een geestelijk standpunt beschouwd is het zenuwstelsel het werk van hiërarchie der Geesten van de Wijsheid (Kyriothètes, Latijn: Dominationes, vertaald als Wereldleiders of Heerschappijen) en het is ontstaan uit hun ‘Intuïties’. Op eenzelfde manier zijn onze spieren nu opgevuld met materie, maar oorspronkelijk bedoeld om te klinken zoals de klankbewegingen van muziek. De spieren werden gevormd uit ‘Inspiraties’ van de Geesten van Beweging ((Dynameis, Latijn: Virtutes, vertaald als Wereldkrachten of Krachten). Ons zichtbare beenderstelsel - skelet - is ontstaan als gestolde ‘Imaginaties’ van de Geesten van de Vorm ((Exusiai, Latijn: Potestates, Hebreeuws: Elohim, vertaald als Openbaarders of Machten). Het oorspronkelijk bovenzinnelijke fysieke lichaam van de mens is dus opgevuld met materie - met aardse substantie  - en is daarmee zichtbaar geworden binnen de wereld van de zintuigen.


Zo is het structurele fysieke lichaam het werk van de oorspronkelijke scheppende geestelijke wezens van het universum. Het is het archetype dat is afgedrukt in de lichamelijke stroom van de erfelijkheid. Op de weg van een voorgeboortelijk geestelijk bestaan naar een nieuwe incarnatie nemen we dit archetypische beeld met ons mee. De ziele-geest van het kind zal dit beeld moeten integreren in het erfelijkheidslichaam dat het van de ouders krijgt, dat op zich ook weer eenzelfde beeld van de geestelijke evolutie in zich draagt, gestold in vorm. De taak van het opvoeden door ouders en leerkrachten is, om het kind te helpen om deze integratie naar het beste vermogen bij het kind te bewerkstelligen.


We nemen waar en we bewegen ons binnen de fysieke verdichtingen van intuïties, inspiraties en de imaginaties, ofwel binnen het werk van de hiërarchieën. Eerdere vormen van bewustzijn wisten dit en het werd herkend in ceremonies en in ceremoniële kleding. Wanneer je een studie maakt van de ontwikkeling van harnassen en kostuums door de eeuwen heen, dan is dat zeer onthullend. Zelfs de hedendaagse bewondering van kleding die is gemaakt van stoffen met met goud- en zilverdraad, of met pailletten kan worden gezien als een overblijfsel van een bewustzijn van een geestelijk licht en van de activiteiten die samenhangt met het geestelijke aspect in processen tussen de synapsen. Is het niet zo, dat het mensenwezen fonkelt wanneer het zich beweegt? Is dit de reden waarom glitter-dingetjes en sterretjes zo attractief zijn voor kinderen, of wat een filmster aantrekkelijk maakt?


Barbra Streisand in 'Hello Dolly'

Het zenuw-zintuigstelsel is tweeledig, het spierstelsel is dat ook: Er zijn strekspieren en buigspieren - extensoren en flexoren- spieren die we gebruiken om te strekken en een object te pakken, de andere om het op te tillen. Wanneer de ziel in bezit van het lichaam neemt verbindt zij zich met deze mogelijkheden in bewegen en gebaar. De ziel verbindt zich met de zwaartekracht en bevrijdt zichzelf er vervolgens ook weer van door zich op te richten tegen de zwaartekracht in. De ‘uitrekkende mens’ (stretching man) is verbonden met de zintuigindrukken, de ‘oprichtende mens’ (lifting man) is verbonden met onze eigen menselijke bewegingen. De ‘stretching man’ is het orgaan voor het wakkere dagbewustzijn van het ‘dagelijkse-werk-Ik’, maar de ‘lifting man’ ligt het diep verankerd in het onderbewustzijn van de individualiteit en werkt in de wil. Het bloed is de drager van de individualiteit - van het ik - en heeft in zijn stabiele temperatuur (37 C) de warmte van de planetaire ontwikkelingsfase van de Oude Saturnus. Rudolf Steiner gaf aan, dat bloed bijna spier wordt, spier bijna zenuw wordt en zenuw bijna bot is. Het skelet draagt de spier/zenuw-‘stretching man’ en dient als het ‘voertuig’ voor het Ik binnen de driedimensionale ruimte. De gewelfde beenderen van de schedel beschermen de hersenen waarbinnen de vormkrachten zijn opgenomen; de pijpbeenderen van de ledematen gaan de zwaartekracht in en maken de mens een bewoner van de aarde.


Bij kinderen met leermoeilijkheden dwingt het tekort aan ontwikkeling en integratie van zowel het zintuigsysteem als het bewegingssysteem (sensomotorische ontwikkeling en integratie) in de eerste zeven levensjaren ons ertoe, om de problematiek met begrippen uit de antroposofische geesteswetenschap te benaderen en te begrijpen. 


Zo kunnen we bijvoorbeeld leren inzien, dat er echt verschil is tussen het kinderen kunstmatige dingen voorzetten (b.v. via iPad, Digi-boord, TV-scherm) of hen de ervaring geven om te gaan met natuurlijke materialen. Er is ook verschil tussen spelen met plastic bouwsteentjes of met echte houten boomstammetjes of stokken; tussen het inpassen van geometrische vormen in corresponderende malletjes of het zelf lopen van vormen om die daarna ook zelf weer te tekenen; tussen het trainen van bewegingen of oefenen van bewegingen die zijn gebaseerd op geestelijke wetmatigheden (zoals in de euritmie, in Bothmer-gymnastiek of in De Extra Les worden aangeboden).



Wanneer je geestelijke wetmatigheden overdenkt, mediteert, dan leidt dat ertoe dat je waarnemingen en je observaties verfijnder worden, dat je de gezondmakende activiteiten voor een kind leert herkennen, waarmee het kind een manier kan vinden om zijn eigen innerlijke ‘kosmos’ te leren gebruiken, die bestaat uit romp en ledematen en die hem is aangereikt door de hemelse hiërarchieën. Dat soort activiteiten kunnen dan worden ingeschreven in het ‘hoofd’ dat als de aarde is, en kunnen zo worden tot cognitive vaardigheden voor het gebruik in het dagelijkse leven. Hier volgt nog een kort schematisch overzicht:



-------


1) zie voor deze begrippen bijvoorbeeld: Rudolf Steiners boek Theosofie (GA 9) hoofdstuk 1

2)  Rudolf Steiner: De Volkszielen (GA 121), 10e voordracht - Kristiania, 16 juni 1910

3) Newell, C. Kephart (1911-1973): Learning Disablility: an Educational Adventure

4) Rudolf Steiner: Wereldgeschiedenis in het licht van de antroposofie (GA 233) 

    1e voordracht - Dornach, 24 december 1923

5) Rudolf Steiner: Algemene Menskunde (293) 2e voordracht - Stuttgart, 22 augustus 1919

6) Rudolf Steiner: Antroposofie (GA 115) Voordrachten 1 t/m 4 - Berlijn, Oktober 1909 

   (in Zintuigen en Levensprocessen)

7) Rudolf Steiner: Wereld van de Zintuigen en Wereld van de Geest (GA 135) 

   5e voordracht - Hannover, 31 december 1911

8) Rudolf Steiner: Wegen naar Christus (GA 131 ) 6e voordracht - Karlsruhe, 9 oktober 1911


9) De begrippen ‘stretching’ en ‘lifting’ zoals Audrey McAllen die gebruikt zijn niet eenvoudig te vertalen als ‘strekken’ en ‘optillen’. Het gaat om bewegingen als reacties op zintuigindrukken (stretching). Zoals iemand zich ’s morgens bij het ontwaken eerst even uitrekt voordat hij/zij zich opricht uit zijn horizontale positie in bed en dan pas opstaat (lifting). Met de eerste bewegingen verbindt de ziele-geest van de mens zich met zijn lichamelijkheid en daarmee met de buitenwereld, met de tweede soort bewegingen overwint de geest-ziel de zwaartekracht, de mens richt zich op in zijn unieke verticale positie en schept daarmee ook meteen afstand van een teveel overgeleverd zijn aan die zintuigelijke wereld.


10)  In Algemene Menskunde, 3e voordracht zegt Rudolf Steiner: ‘Een zenuw is iets dat voortdurend bot wil worden, maar daarin alleen tegengehouden wordt doordat ze in verband staat met elementen dit niet tot botten of zenuwen behoren. De zenuw wil voortdurend verharden tot bot, heeft voortdurend de drang af te sterven, zoals botten in de mens iets zijn dat voor een groot deel afgestorven is. […] De andere stroom, de krachten die voortdurend leven inblazen, werkt in het spier- en bloedstelsel en alles wat daarbij hoort. De enige reden dat zenuwen geen botten zijn is dat ze zó samenhangen met het bloed en de spieren, dat de drang om bot te worden tegenwerking ondervindt van de krachten die in bloed en spieren werken.




Geen opmerkingen: